Op 19 januari 2025 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor de vernieuwing van haar vreemdelingendocument, omdat de geldigheidsduur van haar document zou verlopen. De minister heeft deze aanvraag op 13 maart 2025 afgewezen, met als reden dat eiseres op dat moment geen rechtmatig verblijf had in Nederland volgens artikel 8 van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiseres is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres geen rechtmatig verblijf heeft. Eiseres had op 13 juli 2023 een 8 EVRM-aanvraag ingediend, maar deze is niet meegenomen in het besluit. De minister heeft de aanvraag ten onrechte als een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) bestempeld, terwijl eiseres al in Nederland verbleef en de aanvraag niet als zodanig was ingediend. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat en vernietigt dit besluit. De minister moet binnen zes weken een nieuw besluit nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten van € 907,- van de minister.