Uitspraak
Rechtbank den haag
Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/56
zaak- /rekestnummer: C/09/691055 / KG RK 25-1207
Beslissing van 15 september 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. E.D.A. Geleijns,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
1.De procedure
1.1.
Het schriftelijke wrakingsverzoek is ingekomen bij het Gerechtshof Den Haag op 1 september 2025 en door dit gerechtshof doorgestuurd naar de griffie van de wrakingskamer van deze rechtbank op 4 september 2025.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.
2.Het wrakingsverzoek
2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/687101 / KG ZA 25-594 tussen verzoeker en [wederpartij in de hoofdzaak] (hierna: de hoofdzaak). In de hoofdzaak heeft op 7 augustus 2025 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Op 21 augustus 2025 heeft de rechter in de hoofdzaak einduitspraak gedaan.
3.De beoordeling
3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak (zie o.a. Hoge Raad 13 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9926) is een schriftelijk ingediend wrakingsverzoek tijdig gedaan indien het voorafgaande aan de uitspraak bij het gerecht is ingekomen en wel op een tijdstip dat de betrokken rechter daarvan redelijkerwijs nog kennis kon nemen.
3.3.
Het wrakingsverzoek is gedateerd op 20 augustus 2025. Het is door verzoeker per post gestuurd naar de wrakingskamer van het Gerechtshof Den Haag, waar het op
1 september 2025 is ingekomen en het is op 4 september 2025 doorgestuurd naar de wrakingskamer van deze rechtbank. De einduitspraak in de hoofdzaak is gedaan op
21 augustus 2025, zodat de rechter voorafgaand daaraan redelijkerwijs geen kennis meer heeft kunnen nemen van het wrakingsverzoek. Het verzoek is dus niet tijdig gedaan.
1 september 2025 is ingekomen en het is op 4 september 2025 doorgestuurd naar de wrakingskamer van deze rechtbank. De einduitspraak in de hoofdzaak is gedaan op
21 augustus 2025, zodat de rechter voorafgaand daaraan redelijkerwijs geen kennis meer heeft kunnen nemen van het wrakingsverzoek. Het verzoek is dus niet tijdig gedaan.
3.4.
Omdat de wet niet voorziet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker, kan hij om die reden niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
4.De beslissing
De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.