6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport van de reclassering en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Op 12 maart 2025 heeft de verdachte zich samen met twee anderen op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een juwelier. De verdachten zijn de winkel binnengegaan, gehuld in capuchons en gezichtsbedekkende kleding. Eén van hen heeft een winkelmedewerker onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen de kassalade te openen. De verdachte en een medeverdachte hebben op een angstaanjagende wijze en met enorme agressie meerdere vitrines stukgeslagen en hieruit sieraden weggenomen.
De rechtbank weegt in het nadeel van de verdachte mee dat de verdachte via Telegram is benaderd om een overval te plegen en dat hij vervolgens zelf het initiatief heeft genomen zijn vriend en medeverdachte hierbij te betrekken en over te halen om hieraan deel te nemen. De verdachte lijkt zonder enige aanleiding of context bereid geweest te zijn om mee te doen aan een ernstig misdrijf. De rechtbank vindt dit zorgwekkend.
Door het handelen van de verdachten hebben de slachtoffers van de overval zich ernstig bedreigd en onveilig gevoeld. Een gewelddadige overval vormt voor de slachtoffers een zeer traumatische ervaring, waarvan de gevolgen langdurig kunnen zijn. Dit blijkt onder meer uit de ter terechtzitting door de advocaat van slachtoffer [slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaring. Naar aanleiding van de overval heeft de pas 22-jarige [slachtoffer 2] psychische klachten ontwikkeld, waarvoor zij nog steeds EMDR-behandelingen volgt. Zij durft bovendien niet meer bij de juwelier te werken en heeft studievertraging opgelopen. Dergelijke misdrijven hebben een grote impact op de directe slachtoffers en veroorzaken daarnaast maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid. De impact op dit slachtoffer is extra groot, nu deze winkel en slachtoffer [slachtoffer 2] nog geen jaar eerder ook al het doelwit zijn geweest van een overval.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 juni 2025, waaruit is gebleken dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Dit gegeven heeft verder geen invloed op de strafoplegging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 8 augustus 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter terechtzitting is gegeven.
Hieruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Bij het strafbare feit speelde een financieel motief een rol. Gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft hij zich gehouden aan de voorwaarden. De verdachte beschikt over stabiele huisvesting en een ondersteunend netwerk. Recentelijk heeft hij zijn mbo-opleiding afgerond en hij heeft zicht op een baan in de logistiek. Sinds zijn detentie gebruikt hij nauwelijks tot geen cannabis meer. De verdachte is geschrokken van de gevolgen van het onderhavige feit en trekt daar lering uit. Het recidiverisico wordt laag ingeschat. De reclassering heeft geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen. Ten aanzien van de strafoplegging is onvoldoende noodzaak gezien voor het adviseren van bijzondere voorwaarden. Een substantieel voorwaardelijk strafdeel zonder bijzondere voorwaarden is volgens de reclassering voldoende om als stok achter de deur te fungeren.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
De verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit achttien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan echter bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar worden afgeweken van deze hoofdregel en toepassing worden gegeven aan het jeugdstrafrecht, indien de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven.
De rechtbank overweegt dat de reclassering, op basis van gesprekken met de verdachte, zijn (dagelijks) functioneren, referenteninformatie en het wegingskader adolescentenstrafrecht, concludeert dat toepassing van het jeugdstrafrecht passend is. Uit het onderzoek van de reclassering blijkt dat de verdachte geneigd is impulsief te handelen, de risico’s van zijn gedrag niet altijd goed kan inschatten en beïnvloedbaar is. Tegelijkertijd neemt hij actief deel aan zijn gezin en is hij ontvankelijk voor pedagogische begeleiding en sturing. Contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht worden niet aangetroffen. De rechtbank schaart zich achter deze bevindingen en zal daarom toepassing geven aan het jeugdstrafrecht.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt vermeld een jeugddetentie vanaf vier maanden. In dit geval acht de rechtbank strafverzwarend dat bij de overval is gedreigd met een vuurwapen en dat de verdachte deze overval samen met anderen heeft gepleegd.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte inzicht heeft getoond in de ernst van het bewezenverklaarde en tijdens een eerdere zitting rechtstreeks zijn excuses aan slachtoffer [slachtoffer 2] heeft aangeboden.
De weging van de hiervoor besproken omstandigheden leidt tot het oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank vindt het niet noodzakelijk dat de jeugddetentie langer duurt dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Dit betekent dat de verdachte niet hoeft terug te keren naar een justitiële jeugdinrichting. Daarnaast zal een gedeelte van de jeugddetentie voorwaardelijk worden opgelegd, als waarschuwing en stok achter de deur, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie van 125 dagen opleggen, met aftrek van de reeds door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, begroot op 91 dagen. De rechtbank zal 34 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte zowel een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer 2] als een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] verbinden.
Voorts ziet de rechtbank, gelet op de ernst van het feit en de rol van de verdachte daarin – waarbij hij degene is geweest die zijn vriend heeft overgehaald om deel te nemen aan de overval – aanleiding om een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. De rechtbank overweegt dat het van belang is dat de verdachte de directe gevolgen van zijn handelen ondervindt door tijd te besteden aan het verrichten van onbetaalde arbeid. De rechtbank vindt een werkstraf van 80 uren passend en geboden. Deze straf is lager dan de door de officier van justitie geëiste straf. Bij de vaststelling van de duur van de werkstraf heeft de rechtbank, naast het hiervoor genoemde, ook rekening gehouden met de positieve wending die de verdachte aan zijn leven heeft gegeven.
7. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 2] , ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Korff, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 10.553,92, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op
€ 53,92 aan materiële schade en € 10.500,00 aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.