ECLI:NL:RBDHA:2025:17087
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vaststellen zorgregeling na raadsonderzoek met betrekking tot de betrokkenheid van de vader
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.G. Schnoor, heeft een verzoek ingediend om de zorg- en opvoedingstaken te verdelen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Kahya-Ekinci, is als belanghebbende aangemerkt. De rechtbank heeft op 24 maart 2025 de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek te verrichten en hierover te rapporteren. Uit het rapport van de Raad, gedateerd 26 juni 2025, blijkt dat de moeder een veilige opvoedomgeving biedt, terwijl de vader zijn begeleide omgang met de kinderen heeft stopgezet en moeilijk bereikbaar is. De Raad adviseert om het verzoek tot vaststelling van de zorgregeling aan te houden voor negen maanden, zodat de vader zich kan voorbereiden op fysieke contacten met de kinderen en hulpverlening kan ontvangen. De moeder is het echter niet eens met dit advies en stelt dat de vader proactief moet zijn in het contact met de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet voldoende inzet toont en heeft het verzoek tot vaststelling van de zorgregeling afgewezen. De rechtbank concludeert dat de vader niet openstaat voor hulpverlening en dat er onvoldoende vertrouwen is in zijn opvoedvaardigheden. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de rechtbank de huidige situatie van de vader in overweging heeft genomen.