ECLI:NL:RBDHA:2025:17152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
09.223002-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing met geweld en bedreiging met een mes door meerdere personen

Op 18 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 8 juli 2024 in Zoetermeer, waar de verdachte samen met anderen de aangevers heeft bedreigd met geweld en een mes om hen te dwingen vapes af te geven. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 4 september 2025, waarbij de officier van justitie, mr. T. Nauta, de bewezenverklaring van het tenlastegelegde heeft gevorderd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. van Beest, heeft vrijspraak bepleit en betoogd dat de verklaringen van de aangevers niet betrouwbaar zijn. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de aangevers consistent en geloofwaardig zijn, en dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geoordeeld dat de straf passend is gezien de aard van het misdrijf en de rol van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/223002-24
Datum uitspraak: 18 september 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
doorgegeven adres: [adres] , huisnummer [huisnummer] , [plaats] (Irak),
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 4 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Nauta en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J. van Beest naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 juli 2024 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere vapes/e-sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [aangever 1] en/of een derde toebehoorde(n) door
- die [aangever 1] en/of [aangever 2] met een overtal aan personen en/of op dwingende wijze te benaderen en/of hen te fouilleren, en/of
- die [aangever 1] beet te pakken bij de kleding (vlakbij de hals/keel), en/of
- op korte afstand (dreigend) een (groot) mes, althans een scherp puntig voorwerp, te tonen en/of daarmee richting de hals/keel van die [aangever 1] te wijzen en/of daarmee tegen de keel van die [aangever 1] te drukken en/of daarmee stekende bewegingen te maken naar het lichaam van die [aangever 2] , en/of
- op boze/dwingende toon te zeggen dat die [aangever 1] en/of [aangever 2] de vapes en/of hun jassen moesten geven, en/of
- te roepen "pak de vapes, pak de vapes" en/of "geef die vapes" en/of "je had hem gewoon moeten steken".

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. De officier van justitie heeft hiertoe gewezen op de verklaringen van de aangevers die worden ondersteund door de overige uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. De raadsman heeft hiertoe gesteld dat de door de aangevers afgelegde verklaringen niet betrouwbaar zijn. De raadsman heeft gewezen op verschillen in de beide verklaringen. Zo hebben ze verschillend verklaard over de lengte van de persoon met het Wittebrug T-shirt: aangever [aangever 1] zegt 1.90 m en aangever [aangever 2] 1.80 m, alsmede over het signalement van de persoon met de enkelband: volgens aangever [aangever 1] had die een vest met gele strepen en volgens aangever [aangever 2] een trainingspak met oranje accenten. Daarbij valt op dat aangever [aangever 2] verklaart over een wit Wittebrug T-shirt, terwijl de verdachte een zwart T-shirt droeg. Ook hebben aangevers verschillend verklaard over de locatie waar ze zouden zijn overvallen. In het ene verhoor is dat het parkeerterrein bij SnowWorld, in het andere verhoor zijn ze van dat parkeerterrein eerst nog achter de verdachte aangereden naar een andere plek. Ook vindt de raadsman het opvallend dat ‘de jongen met de enkelband’ niet is gevonden door de politie, nu dit juist de bedoeling is van een enkelband. Het tijdsverloop laat volgens de raadsman toe dat de aangevers de overval in scène hebben gezet en hun verklaringen op elkaar hebben kunnen afstemmen alvorens zij door de politie werden gehoord. Tot slot heeft de raadsman de, weliswaar niet onderbouwde, maar stellige ontkennende verklaring van de verdachte genoemd. De verdachte heeft, kort gezegd, verklaard dat hij op 8 juli 2024 een ontmoeting heeft gehad met aangever [aangever 2] die hem nog een bedrag van € 350,- schuldig was voor een onderhoudsbeurt aan diens auto. [aangever 2] heeft hem toen als onderpand verschillende doosjes met vapes in bewaring gegeven die de verdachte mocht verkopen als [aangever 2] die dag niet voor 22.00 uur het verschuldigde bedrag zou hebben betaald. Het broertje van [aangever 2] , [aangever 1] , was bij die ontmoeting niet aanwezig.
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan voor het geval de rechtbank voorbijgaat aan de verklaring van de verdachte (en het daarop voortbouwende verweer) en wel komt tot een bewezenverklaring. Het voorwaardelijke verzoek houdt in dat alsnog iemand van garagebedrijf Wittebrug wordt gehoord over de mogelijkheid die de verdachte werd geboden om op vrijdag na werktijd en op zaterdag zelf gebruik te maken van de garagewerkplaats. Voorts heeft de raadsman het voorwaardelijke verzoek gedaan onderzoek te doen naar het Tikkie dat de verdachte via Snapchat naar aangever [aangever 2] zou hebben gestuurd in verband met de onderhoudsbeurt. De verzoeken strekken ertoe de verklaring van de verdachte nader te kunnen onderbouwen.
Subsidiair, indien de rechtbank aan het verweer en de voorwaardelijke verzoeken van de verdediging voorbijgaat, heeft de raadsman betoogd dat uit de verklaringen van de aangevers volgt dat het niet de verdachte was die een mes heeft gebruikt, dat de verdachte niet wist dat er een mes gebruikt zou worden en dat hij het gebruik van dit mes heeft getracht te verhinderen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de aangevers op 8 juli 2024 kort na de ontmoeting met de verdachte, omstreeks 17.50 uur, telefonisch contact hebben opgenomen met de politie waarin (kort) is gemeld wat er had plaatsgevonden (een beroving) en wie daarbij aanwezig waren, dat wil zeggen: de twee aangevers en drie personen. De aangevers hebben verklaard dat zij direct naar het politiebureau zijn gereden. Uit het dossier blijkt dat beide aangevers, ieder apart en bij verschillende verbalisanten, niet lang na de melding verklaringen hebben afgelegd. Dit zijn verklaringen die - meer dan alleen op essentiële onderdelen - met elkaar overeenkomen. Zo zijn deze verklaringen redelijk uitvoerig en zien deze niet alleen op de kern van het misdrijf waarvan aangifte is gedaan, maar worden er in beide verklaringen overeenkomende omstandigheden en specifieke kenmerken van de daders genoemd die er, naar het oordeel van de rechtbank, op wijzen dat de aangevers niet een overval in scène hebben gezet en hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd zoals door de raadsman is betoogd. Zo valt bijvoorbeeld op dat beide aangevers verklaren over drie personen: één met een enkelband die de bijrijder was en met een mes heeft gedreigd, één met een Wittebrug T-shirt die de bestuurder was en één die veelal bij de auto bleef staan. Dit acht de rechtbank met name relevant, nu de verdachte heeft verklaard dat hij alleen naar de afgesproken locatie is gegaan. Ook kan als voorbeeld worden genoemd dat beide aangevers hebben verklaard dat het mes tegen de keel van aangever [aangever 1] is gezet. Ook nadien hebben de aangevers niet wezenlijk anders of afwijkend van elkaar verklaard. Het door hen beschreven gevoel bij het gebeurde en de nasleep daarvan zijn bovendien passend bij het heftige misdrijf dat zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen.
De rechtbank gaat, gelet op de in de bewijsmiddelen opgenomen passages en hetgeen hiervoor is overwogen, voorbij aan de verklaring van de verdachte (en het daarop voortbouwende verweer). Die verklaring wordt niet onderbouwd door feiten en omstandigheden die op enigerlei wijze kunnen worden geverifieerd en roept vragen op met betrekking tot de toedracht van de zaak die door de verdachte niet op een onderbouwde of geloofwaardige manier worden beantwoord. De verdachte heeft meer dan voldoende gelegenheid gehad om enige onderbouwing van zijn verklaring aan te dragen. Daarnaast valt op dat de verklaring van de verdachte, dat aangever [aangever 2] hem vapes als onderpand in bewaring had gegeven die hij mocht verkopen als [aangever 2] niet voor 22.00 uur had betaald, zich moeizaam verhoudt met Snapchatberichten die door de verdachte om 18.06 uur en 18.08 uur zijn gestuurd, waaruit namelijk lijkt te volgen dat hij de vapes probeert te verkopen. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat de verdachte gedurende bijna twee maanden zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en pas daarna een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd.
De rechtbank acht zich voldoende geïnformeerd en zal de voorwaardelijke verzoeken van de verdediging om nader onderzoek afwijzen, bij gebrek aan noodzaak daartoe, waarbij ook in aanmerking is genomen dat de verzoeken laat, namelijk pas bij de inhoudelijke behandeling, zijn gedaan en te algemeen geformuleerd zijn.
Gebruik mes
Dat het niet de verdachte zelf is geweest die volgens de aangevers het mes heeft gehanteerd doet aan een bewezenverklaring van dit onderdeel niets af, nu sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de mededaders die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Dat de verdachte zou hebben verhinderd om het mes te gebruiken, zoals door de raadsman betoogd, volgt niet uit de hiervoor genoemde verklaringen van de aangevers.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 8 juli 2024 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en
die anderenwederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] en [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van vapes die aan die [aangever 1] toebehoorden door
- die [aangever 1] en [aangever 2] op dwingende wijze te benaderen en hen te fouilleren en
- die [aangever 1] beet te pakken bij de kleding vlakbij de hals/keel en
- op korte afstand dreigend een groot mes te tonen en daarmee richting de hals/keel van die [aangever 1] te wijzen en daarmee tegen de keel van die [aangever 1] te drukken en daarmee stekende bewegingen te maken naar het lichaam van die [aangever 2] en
- op boze/dwingende toon te zeggen dat die [aangever 1] en [aangever 2] de vapes moesten geven en
- te roepen "pak de vapes, pak de vapes" en "geef die vapes".
De rechtbank heeft taal- en typefouten in de tenlastelegging verbeterd, zonder de verdachte in zijn verdediging te schaden.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft voorts ter terechtzitting de onmiddellijke opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd. Hierop is door de rechtbank al (afwijzend) ter terechtzitting beslist.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft daartoe gewezen op de (uitzonderlijke) persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede de beperkte rol die de verdachte zou hebben vervuld bij het tenlastegelegde.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een afpersing. De slachtoffers dachten verschillende doosjes met vapes te verkopen toen zij de verdachte en zijn mededaders ontmoetten op een parkeerplaats, maar werden in plaats daarvan met geweld en onder bedreiging met een mes beroofd van de vapes. Dit is een ernstig, kwalijk en zorgelijk misdrijf dat voor de slachtoffers hiervan over het algemeen een grote impact heeft. De (emotionele) impact die dit misdrijf heeft gehad op de slachtoffers komt uit hun verklaringen duidelijk naar voren. Zo vreesde het jongste slachtoffer voor zijn leven toen het mes naar zijn keel werd gericht en heeft hij professionele hulp gekregen om deze gebeurtenis een plaats te geven. De verdachte heeft met het plegen van dit misdrijf aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom of lichamelijke integriteit. Meer in het algemeen, berovingen als de onderhavige leiden tot onrust en een onveilig gevoel in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte. De verdachte heeft een niet relevant strafblad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte. Uit het laatste reclasseringsadvies, van 7 augustus 2025, volgt dat de verdachte zich gedurende het schorsingstoezicht meewerkend heeft opgesteld. Wel is de verdachte gedurende het schorsingstoezicht (met toestemming), met zijn familie geëmigreerd naar Irak. Daar heeft hij zijn opleiding autotechniek voortgezet. De reclassering ziet geen noodzaak tot verdere interventie van de reclassering, enerzijds vanwege twijfel over de praktische uitvoerbaarheid en anderzijds de ontkennende houding van de verdachte. Bovendien heeft de verdachte zijn leven op orde en zijn er geen zorgen op het gebied van financiën, middelengebruik of het psychosociaal functioneren.
Niettemin overweegt de rechtbank dat zij het zorgelijk acht dat de verdachte bijna twee maanden een beroep heeft gedaan op zijn zwijgrecht en daarna met veel bezieling een verklaring heeft afgelegd die, zoals hiervoor overwogen, in strijd is met de waarheid. De verdachte heeft hierdoor de mogelijkheid onbenut gelaten om zijn verantwoordelijkheid te nemen richting de slachtoffers.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin is voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging voor een first offender als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden vermeld. In dit geval acht de rechtbank strafverhogend dat er een mes is gebruikt om te bedreigen, hetgeen een extra grote impact heeft gehad op de slachtoffers van wie er één destijds 14 jaar oud was. Daarnaast acht de rechtbank tevens strafverzwarend dat de bewezen verklaarde feiten in vereniging zijn gepleegd. Voorts weegt de rechtbank de proceshouding van de verdachte mee zoals hiervoor besproken. De rechtbank weegt als strafverlagend de jonge leeftijd van de verdachte mee. De rechtbank zal deze omstandigheid tot uitdrukking brengen door een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van die straf, te weten vier maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren, (mede) om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan een strafbaar feit schuldig te maken.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
4 (vier) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.B. Haverhoek voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. S.M. Krans, rechter,
mr. A.M.A. Keulen, rechter, tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 september 2025.