ECLI:NL:RBDHA:2025:17306
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiser op basis van kennelijke ongegrondheid en beoordeling van politieke overtuiging
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van een Iraanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 6 maart 2023 asiel aanvroeg, had zijn aanvraag ingediend na te zijn gevlucht uit Iran, waar hij problemen ondervond vanwege zijn atheïsme en politieke activiteiten. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht is, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Iran een reëel risico loopt op vervolging. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de eiser over zijn bekering tot het atheïsme en de inval in zijn ouderlijk huis niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat de eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en dat hij geen goede verklaring heeft gegeven voor deze vertraging. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft, ondanks een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank vernietigt het besluit van de verweerder, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag blijft bestaan. De eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten, die door de verweerder moet worden betaald.