ECLI:NL:RBDHA:2025:17386
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een vreemdeling, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard heeft gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 19 april 2025 een opvolgende asielaanvraag indiende, maar op 15 september 2025 meldde de verweerder dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met zijn advocaat. De gemachtigde van de eiser heeft de rechtbank op 24 april 2025 geïnformeerd dat hij en de eiser niet ter zitting zouden verschijnen en dat de zaak op basis van de stukken afgedaan mocht worden. De rechtbank heeft op 16 september 2025 besloten dat de geplande zitting op 17 september 2025 geen doorgang zou vinden en het onderzoek gesloten werd.
De rechtbank heeft ambtshalve de vraag onderzocht of de eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. Gezien het feit dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met zijn gemachtigde, concludeerde de rechtbank dat de eiser geen prijs meer stelde op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen bescherming meer zoekt. Daarom heeft de rechtbank het beroep van de eiser wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.