ECLI:NL:RBDHA:2025:17386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
NL25.18395
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een vreemdeling, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard heeft gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 19 april 2025 een opvolgende asielaanvraag indiende, maar op 15 september 2025 meldde de verweerder dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met zijn advocaat. De gemachtigde van de eiser heeft de rechtbank op 24 april 2025 geïnformeerd dat hij en de eiser niet ter zitting zouden verschijnen en dat de zaak op basis van de stukken afgedaan mocht worden. De rechtbank heeft op 16 september 2025 besloten dat de geplande zitting op 17 september 2025 geen doorgang zou vinden en het onderzoek gesloten werd.

De rechtbank heeft ambtshalve de vraag onderzocht of de eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. Gezien het feit dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met zijn gemachtigde, concludeerde de rechtbank dat de eiser geen prijs meer stelde op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen bescherming meer zoekt. Daarom heeft de rechtbank het beroep van de eiser wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18395

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Verheugd).

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft op 20 april 2025 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij bericht van 24 april 2025 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank geïnformeerd dat eiser en hijzelf niet ter zitting zullen verschijnen en dat de zaak op de stukken afgedaan mag worden.
Bij bericht van 15 september 2025 heeft verweerder gemeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
De rechtbank heeft op 16 september 2025 bepaald dat de geplande behandeling van het beroep op de zitting van 17 september 2025 geen doorgang vindt en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
2. Uit het dossier volgt dat eiser op 11 maart 2025 in vreemdelingenbewaring is gesteld. Op 12 maart 2025 heeft eiser onderhavige opvolgende asielaanvraag ingediend, die met het bestreden besluit van 19 april 2025 door verweerder niet-ontvankelijk is verklaard. Bij bericht van 15 september 2025 heeft verweerder de rechtbank te kennen gegeven dat eiser, nadat de vreemdelingenbewaring op 18 juli 2025 is beëindigd, zich nooit heeft gemeld bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en dus met onbekende bestemming is vertrokken. Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder een bericht van het COa van 15 september 2025 overgelegd. Niet is gebleken dat eiser zich inmiddels weer heeft gemeld bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het COa, de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel of de Dienst Terugkeer en Vertrek. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 16 september 2025, desgevraagd, aangegeven dat hij geen contact meer heeft met eiser.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662, volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt. In dat geval wordt in beginsel aangenomen dat hij nog wel prijs stelt op bescherming in Nederland.
4. Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde, moet ervan uit worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Gelet hierop heeft hij geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
5. Het beroep zal wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.