ECLI:NL:RBDHA:2025:17424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
NL25.27534 en NL25.27535
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie. Eiser had verzocht om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist. Tijdens de zitting op 2 september 2025 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaken ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank overwoog dat de minister primair had gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat er geen beroepsgronden waren ingediend. De rechtbank vond echter dat er wel een summiere beroepsgrond was ingediend, namelijk dat het besluit niet rechtmatig was omdat het niet was ondertekend. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep ontvankelijk, maar volgde zij het subsidiaire standpunt van de minister dat het beroep ongegrond was. Eiser had niet voldoende onderbouwd waar de onrechtmatigheid uit bleek. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van 17 december 2024 waarin een vergelijkbare beroepsgrond was behandeld. Aangezien het beroep ongegrond werd verklaard, was er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B.V.A. Corstens, in aanwezigheid van griffier mr. S.L. Clemens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.27534 (beroep)
NL25.27535 (voorlopige voorziening)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser),

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juni 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat eiser niet kan worden uitgezet totdat op het beroep is beslist.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 2 september 2025 op zitting behandeld. Eiser en diens gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Verweerder heeft zich op zitting primair op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen beroepsgronden zijn ingediend. Voor het geval de rechtbank het daarmee niet eens is, heeft verweerder het standpunt ingenomen dat het beroep ongegrond is.
2. De rechtbank ziet in het ingediende beroepschriftformulier wel een – zij het summiere – beroepsgrond staan, namelijk de grond dat het besluit niet rechtmatig is omdat het niet is ondertekend. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het beroep ontvankelijk is.
3. De rechtbank volgt echter wel het subsidiaire standpunt van verweerder. Eiser heeft niet uitgelegd waar de onrechtmatigheid uit blijkt. Voor de volledigheid verwijst de rechtbank naar een uitspraak van deze rechtbank van 17 december 2024, [1] waar een vergelijkbare beroepsgrond is behandeld en waar het beroep ongegrond is verklaard. De beroepsgrond faalt.
4. Daarom is het beroep ongegrond. Nu de rechtbank uitspraak doet over eisers beroep, is er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2025 door mr. B.V.A. Corstens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.