ECLI:NL:RBDHA:2025:1744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
NL25.6182
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met medische omstandigheden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Syrische asielzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin zijn opvolgende asielaanvraag werd afgewezen. De verzoeker stelde dat hij niet zou moeten worden overgedragen aan de autoriteiten van Kroatië voordat er op zijn bezwaar was beslist, en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische omstandigheden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat zijn medische situatie van dien aard was dat dit invloed had op de beslissing van de minister. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar van de verzoeker geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak werd gedaan buiten zitting, gezien de onverwijlde spoed van de zaak, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6182

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Alkir),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Inleiding

In het besluit van 7 februari 2025 (het primaire besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van verzoeker afgewezen.
Verzoeker heeft bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat hij niet zal worden overgedragen voordat op het bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Verzoeker stelt te zijn geboren op [datum] 1967 en de Syrische nationaliteit te hebben.
2. Op 22 maart 2024 heeft verzoeker asiel aangevraagd in Nederland. In het besluit van 30 augustus 2024 heeft verweerder deze asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Kroatië daarvoor verantwoordelijk is op rond van de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening). Dit besluit staat in rechte vast vanwege uitspraken van de rechtbank (ECLI:NL:RBDHA:2024:18030) en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2024:4643).
3. Verweerder heeft op 3 februari 2025 aan verzoeker meegedeeld dat hij op 10 februari 2025 om 12:45 uur per vliegtuig zal worden overgedragen aan de autoriteiten van Kroatië. Verzoeker heeft daartegen bij verweerder bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat hij niet zal worden overgedragen voordat er op zijn bezwaarschrift is beslist. Dit verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 6 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1631.
4. Op 6 februari 2025 heeft verzoeker een opvolgende asielaanvraag gedaan. Hierover is hij op 7 februari 2025 door verweerder gehoord. Vervolgens heeft verweerder in het primaire besluit deze aanvraag afgewezen met toepassing van artikel 3.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van relevante nieuwe elementen of bevindingen ten opzichte van de vorige asielaanvraag, en dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die een belemmering vormen voor de feitelijke overdracht van verzoeker aan de autoriteiten van Kroatië.
5. Verzoeker heeft bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Ook vraagt hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat hij niet zal worden overgedragen voordat er op zijn bezwaarschrift is beslist. Hij voert aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische omstandigheden. Verweerder heeft geen onderzoek door MediFirst laten plaatsvinden. Verzoeker heeft geen rechterhand en ervaart psychische problemen vanwege de geplande overdracht naar Kroatië.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
6. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
7. Aangezien het verzoek zeer kort voor de geplande overdracht op 10 februari 2025 om 12:45 uur is ingediend, is de vereiste onverwijlde spoed gegeven. Dit biedt de voorzieningenrechter gelet op artikel 8:83, vierde lid, van de Awb de mogelijkheid om buiten zitting uitspraak te doen.
8. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn medische omstandigheden van dien aard zijn dat verweerder anders op de opvolgende asielaanvraag had moeten beslissen, dan wel dat verweerder alsnog van overdracht van verzoeker aan de autoriteiten van Kroatië had moeten afzien. Zoals ook al in de hiervoor genoemde uitspraak van 6 februari 2025 is geoordeeld, heeft verzoeker zijn gestelde gezondheidsproblemen namelijk niet met (medische) stukken onderbouwd. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om voorafgaand aan het primaire besluit een MediFirst-advies op te vragen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoeker tijdens het gehoor over zijn opvolgende asielaanvraag op 7 februari 2025 heeft verklaard dat zijn gezondheid goed is.
9. Gelet op het voorgaande heeft het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen een geeft een afweging van de betrokken belangen evenmin aanleiding om het verzoek toe te wijzen. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afwijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 februari 2025 door mr. M.J. Schouw, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch doorgegeven aan de gemachtigde van verweerder op 10 februari 2025 om 11:33 uur en aan de gemachtigde van verzoeker op 10 februari 2025 om 11:38 uur.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.