In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2025 uitspraak gedaan over de ontbinding van een koopovereenkomst van aandelen in de vennootschap Plaspoelpolder Twins B.V. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], hebben de ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen, terwijl de gedaagden, JWK, JLH en PPPT, ook een ontbinding hebben ingeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst op 10 augustus 2021 rechtsgeldig door JWK en JLH is ontbonden, en dat de ontbinding door [eisers] op 23 april 2021 niet rechtsgeldig was, omdat zij de verkopers niet in gebreke hadden gesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de door [eisers] betaalde bedragen voor de aandelen, in totaal € 933.853,50, niet volledig konden worden teruggevorderd. Slechts een bedrag van € 93.150,00 was daadwerkelijk aan de verkopers betaald voor de aandelen. De rechtbank heeft de vorderingen van [eisers] tot terugbetaling van de koopsom afgewezen, maar heeft wel geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de reserveringsvergoeding van € 217.800,00 en de exploitatiekosten van € 298.539,91. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van deze bedragen, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast heeft de rechtbank de beslagen die door [eisers] waren gelegd, beoordeeld en besloten dat het beslag op de bankrekening van [eiser 2] moest worden opgeheven, terwijl het beslag op de rekening van [eiser 1] werd verminderd. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.