ECLI:NL:RBDHA:2025:17634
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortduren van de maatregel in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die op 2 april 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 19 september 2025, waarbij eiser aanwezig was in het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
De rechtbank heeft eerder, op 20 augustus 2025, de maatregel van bewaring getoetst en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een nieuwe verzwaarde belangenafweging, aangezien deze in de vorige toetsperiode al is gemaakt. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting is en dat de minister onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank concludeert echter dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat het tijdsverloop sinds de aanvraag van de lp niet zodanig lang is dat dit leidt tot de conclusie dat er geen lp zal worden afgegeven. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
De rechtbank oordeelt dat de langere duur van de bewaring voor rekening en risico van eiser komt, aangezien hij geen medewerking verleent en niet is verschenen op belangrijke presentaties. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en wijst het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.