ECLI:NL:RBDHA:2025:17651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
C/09/690066/KG RK 25-1100
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens vermeende vooringenomenheid en gebrekkige communicatie in strafzaak

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.L. Harmsen, rechter bij de Rechtbank Den Haag. Verzoeker stelt dat de rechter vooringenomen is, omdat hij geen reactie heeft ontvangen op meerdere verzoeken om inhoudelijke stukken, bewijslast en procesinformatie. Verzoeker heeft meer dan vijf werkdagen gewacht zonder enige bevestiging of inhoudelijke reactie van de rechtbank. Hij is van mening dat deze gang van zaken zijn procespositie ernstig schaadt en in strijd is met de beginselen van een eerlijk proces. De wrakingskamer heeft de klachten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de algemene werkzaamheden van griffiemedewerkers niet onder de verantwoordelijkheid van de behandelend rechter vallen. Er zijn geen feiten of omstandigheden die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/50
parket- /rekestnummer: C/09/690066/ KG RK 25-1100
Beslissing van 22 september 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.L. Harmsen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 12 augustus 2025;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 15 augustus 2025.
1.2.
Op 8 september 2025 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoeker;
- officier van justitie mr. A.L.M. de L’Isle, als toehoorder.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer
09/379998-24 tegen verzoeker als verdachte.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals mondeling en schriftelijk toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft de indruk gekregen dat de behandeling van zijn zaak niet langer onpartijdig en zorgvuldig is door het constateren van aanwijzingen van vooringenomenheid, ernstige procedurele onregelmatigheden en het niet waarborgen van zijn verdedigingsrechten. Verzoeker zegt laat of geen antwoord te krijgen op zijn verzoek om inhoudelijke stukken, bewijslast en procesinformatie en dat hij daar in enkele gevallen meer dan vijf werkdagen op heeft moeten wachten. Omdat hij zijn eigen verdediging voert, acht hij deze informatie essentieel voor een adequate voorbereiding en is hij van mening dat zijn procespositie ernstig wordt geschaad zonder deze documenten of een reactie op zijn verzoeken. Verzoeker is dan ook van mening dat het niet verstrekken van cruciale informatie en het uitblijven van enige communicatie van de zijde van de rechtbank in strijd is met de beginselen van een eerlijk proces, hetgeen bij verzoeker de (schijn van) partijdigheid of een gebrekkige controle over het procesverloop heeft opgewekt. Verzoeker is daardoor ernstig gaan twijfelen aan een eerlijke en onbevooroordeelde behandeling van zijn zaak.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 513 lid 3 Wetboek van Strafvordering schrijft voor dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de gronden van de wraking aan de verzoeker bekend zijn geworden. Daarbij moeten alle gronden voor wraking tegelijk worden voorgedragen. De voor het eerst ter zitting door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden zullen daarom niet inhoudelijk worden beoordeeld.
3.2
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Aan het wrakingsverzoek is ten grondslag gelegd dat verzoeker van mening is dat de rechter vooringenomen is omdat, ondanks meerdere verzoeken om inhoudelijke stukken, bewijslast en procesinformatie, meer dan vijf volledige werkdagen zijn verstreken zonder enige vorm van bevestiging, ontvangstbevestiging of inhoudelijke reactie.
3.3.
De rechter heeft in zijn reactie op het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt dat hij tot dusver geen enkele bemoeienis met de strafzaak heeft gehad omdat het onderzoek ter terechtzitting nog niet is aangevangen en de strafzaak zich nog in de fase bevindt van het voorbereidende onderzoek. De rechter is van mening dat een verzoek tot kennisneming van het strafdossier in die fase bij de officier van justitie moet worden ingediend op grond van artikel 30, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
3.4.
De klachten van verzoeker betreffen in wezen de manier waarop hij door (griffie)medewerkers van de rechtbank is bejegend. De wrakingskamer is van oordeel dat algemene werkzaamheden die door (griffie)medewerkers met betrekking tot een dossier worden verricht niet vallen onder de verantwoordelijkheid van de behandelend rechter in die zin dat het handelen of nalaten van een handeling door een griffiemedewerker de behandelend rechter aangerekend kunnen worden en aldus een grond voor wraking kan opleveren. Dat is slechts anders in het geval de behandelend rechter opdracht geeft tot een bepaalde handeling.
3.5
In het onderhavige geval zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat sprake is geweest van een handelen of nalaten door een griffiemedewerker dat is te herleiden tot handelingen, houdingen of gedragingen van de rechter. Dat betekent dat er geen sprake is van feiten of omstandigheden waaruit vooringenomenheid van de rechter of aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor is af te leiden.
Het wrakingsverzoek is dan ook ongegrond.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de rechter).
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Nijenhuis, M.F. Baaij en D.M. Drok, in tegenwoordigheid van de griffier A.E. van Gent en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.