ECLI:NL:RBDHA:2025:17653
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van een Syrische vreemdeling
In deze zaak heeft eiser, een Syrische vreemdeling, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister ontving de aanvraag op 3 november 2023 en had volgens de wet binnen zes maanden moeten beslissen. Deze termijn werd echter met negen maanden verlengd op basis van WBV 2023/34. Gedurende de periode van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold er een besluitmoratorium voor Syrië, waardoor de minister geen beslissingen nam op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor aanvragen die tijdens het moratorium zijn ingediend, is verlengd tot maximaal 21 maanden.
Eiser heeft de minister op 23 juni 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling te vroeg is ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en komt niet toe aan de vraag of er een bestuurlijke dwangsom is verbeurd. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is op 4 september 2025 openbaar gemaakt.