ECLI:NL:RBDHA:2025:17665
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om bij vader in Nederland te wonen en afwijzing van de machtiging tot voorlopig verblijf
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2025, wordt het beroep van eiser, een minderjarige zoon, behandeld. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn vader in Nederland te kunnen wonen. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen, wat eiser niet accepteert. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van de beroepsgronden die eiser aanvoert. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiser krijgt gelijk en het beroep wordt gegrond verklaard. De rechtbank legt uit dat de minister in zijn besluit niet heeft aangetoond dat er geen hechte persoonlijke banden zijn tussen eiser en zijn vader, referent. De rechtbank oordeelt dat de minister een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht wordt vergoed door de minister.