ECLI:NL:RBDHA:2025:17714

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
NL25.19384
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag op basis van homoseksuele geaardheid en onvoldoende inzicht in persoonlijke situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend, en de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser, geboren in 2001 en van Iraakse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De minister heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de homoseksuele geaardheid van de eiser niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op 14 augustus 2025 plaatsgevonden, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser vaag en inconsistent heeft verklaard over zijn bewustwording van zijn homoseksualiteit en zijn relatie met een andere persoon. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke achtergrond van de eiser, maar dat de eiser niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn gevoelens en ervaringen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de tolk de verklaringen van de eiser correct heeft vertaald en dat er geen misverstanden zijn ontstaan tijdens het gehoor.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat hij vreest voor vervolging op basis van zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft de beslissing van de minister om het inreisverbod niet op te heffen, in het licht van de gestelde relatie met een andere persoon, ook niet onterecht geacht. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19384

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kurt-Gecoglu),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Met het besluit van 24 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Iraakse nationaliteit te hebben. Op 26 april 2024 heeft hij een opvolgende asielaanvraag ingediend. Hieraan legt hij ten grondslag dat hij homoseksueel is.
2. Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder acht de homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig. Hierbij wordt overwogen dat eiser vaag en wisselend heeft verklaard over hoe en wanneer hij er achter kwam dat hij op mannen valt en hoe dit voor hem was. Verder heeft eiser wisselend en vaag verklaard over zijn relatie met [naam 1] en heeft hij geen inzicht gegeven in de reden dat de relatie met [naam 1] voor hem niet voldoende was om tot het besef te komen dat hij homoseksueel was. Eiser heeft daarnaast oppervlakkig verklaard over andere contacten. Het is bovendien aan eiser om, los van de vragen tijdens het gehoor hierover, over eventuele belangrijke personen te verklaren. Ook heeft eiser geen inzicht gegeven in hoe hij zich, ondanks zijn depressieve gevoelens, staande heeft weten te houden in Irak en hoe hij met zijn gevoelens om is gegaan. Verder heeft eiser oppervlakkig verklaard over zijn deelname aan LHBTI-gerichte activiteiten in Nederland, zodat deze onvoldoende zijn om de seksuele geaardheid aannemelijk te maken. Daarnaast blijkt uit de reacties op het YouTube-interview dat eiser heeft gegeven niet dat hij hierdoor door bekenden wordt gezien als homoseksueel of dat eiser wordt bedreigd. Tot slot mag van eiser terughoudendheid worden verwacht.
3. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en voert daartoe aan dat hij wel voldoende duidelijk heeft verklaard over hoe hij erachter kwam dat hij op mannen valt. Hierbij is van belang dat het vrije relaas niet goed is vertaald en dat er misverstanden tussen de tolk en eiser kunnen zijn ontstaan. Ook is geen rekening gehouden met het referentiekader van eiser en dit is in strijd met werkinstructie 2019/17 (hierna: WI 2019/17). Hierbij heeft eiser een onderzoeksrapport van 12 augustus 2025 en een brief van 13 augustus 2025 van LGBT Asylum Support overgelegd. Eiser werd zich bewust van zijn seksualiteit door zijn omgang met [naam 1]. Pas toen hij ook relaties met anderen aanging, werd hij zich bewust van zijn geaardheid. Over zijn seksuele contacten zijn in het gehoor geen vragen gesteld. Ter zitting vult eiser hierover aan dat er te snel werd gevraagd naar liefde, relaties en zijn gevoelens. Dat eiser andere seksuele contacten heeft draagt echter bij aan de aannemelijkheid van de seksuele geaardheid van eiser. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij bij de deelname aan LHBTI-gerichte activiteiten het gevoel krijgt dat er liefde voor hem is zoals hij is en dat hij zich met zijn deelname wil profileren als homoseksueel. Verweerder heeft de beslissing om een YouTube-interview te geven ten onrechte in eisers nadeel uitgelegd. De stelling dat van eiser terughoudendheid mag worden verwacht bij terugkeer, doet bovendien geen recht aan alle omstandigheden die door eiser naar voren zijn gebracht. Tot slot had het inreisverbod moeten worden opgeheven, vanwege zijn relatie met [naam 2] in Nederland. Ter onderbouwing van deze relatie heeft eiser een brief van [naam 2] overgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Tolk
4. Niet is gebleken dat de tolk de verklaringen van eiser onvoldoende of onjuist heeft vertaald. Uit het verslag van het gehoor en de verklaring van verweerder ter zitting volgt dat eiser korte antwoorden gaf op vragen. Daarnaast zijn verschillende controlevragen gesteld, waarbij niet is gebleken dat de tolk verkeerd zou hebben vertaald. Bovendien heeft eiser zowel aan het begin als aan het eind van het gehoor verklaard de tolk goed te hebben begrepen en verstaan.
Toetsingskader
5. Het toetsingskader in LHBTI-zaken wordt gevormd door Werkinstructie (WI) 2019/17 en rechtspraak van de Afdeling. [2] Het zwaartepunt in de beoordeling door verweerder ligt bij het persoonlijke, authentieke verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen. Verweerder dient daarbij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in WI 2019/17 genoemde thema’s in hun onderlinge samenhang én in het licht van de overige verklaringen en eventueel overgelegd bewijsmateriaal te bezien. [3] Hierbij moet verweerder ook rekening houden met het referentiekader [4] van de vreemdeling.
Referentiekader
6. Verweerder heeft voldoende rekening gehouden met eisers referentiekader bij de beoordeling van eisers gestelde homoseksuele geaardheid. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder eisers leeftijd ten tijde van het ontdekken van de gestelde seksuele geaardheid en eisers culturele achtergrond heeft meegewogen. [5] Van eiser mocht desondanks worden verwacht dat hij inzichtelijker kan verklaren. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser inmiddels volwassen is, hij al langere tijd in Nederland is en het een opvolgende asielaanvraag betreft. De stelling ter zitting dat hij onvoldoende ruimte heeft gekregen om voldoende te verklaren, wordt niet gevolgd. Uit het nader gehoor blijkt dat op verschillende momenten is doorgevraagd of dat vragen zijn gesteld ter verduidelijking. Eiser heeft tijdens het gehoor niet aangegeven dat het gehoor te snel ging of dat hij niet goed heeft kunnen verklaren.
Homoseksuele geaardheid
7. Verweerder heeft zich niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij er achter is gekomen dat hij homoseksueel is en zijn gevoelens daarbij. Zo heeft verweerder het ongerijmd kunnen vinden dat eiser enerzijds heeft verklaard dat hij zich al tijdens de relatie met [naam 1] bewust was van zijn geaardheid, terwijl hij ook verklaart dat hij zich hiervan pas bewust is geworden toen hij naar andere jongens keek. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom de relatie met [naam 1] niet voldoende was om tot het besef te komen dat hij homoseksueel was. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij depressieve gevoelens had als gevolg van zijn geaardheid. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij met deze gevoelens is omgegaan, gedurende de vier jaar dat hij hierna nog in Irak heeft verbleven. De enkele verklaring dat het zwaar was en dat hij voetbalde ter afleiding heeft verweerder hiervoor onvoldoende kunnen vinden.
8. Van eiser mag verder verwacht worden dat hij meer inzicht geeft in waarom het voor hem belangrijk is deel te nemen aan de LHBTI-activiteiten en hoe hij de deelname aan LHBTI-activiteiten heeft ervaren. De verklaring dat hij zich wil profileren als homoseksueel heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Verder heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser te oppervlakkig heeft verklaard over zijn beleving van de activiteiten. De stelling in beroep dat eiser het gevoel heeft dat er liefde voor hem is, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft zich ter zitting niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen over de activiteiten de homoseksuele geaardheid alleen geloofwaardig kunnen maken als er sprake is van twijfel over de geloofwaardigheid. In het geval van eiser heeft verweerder echter de verklaringen over de persoonlijke ervaringen reeds niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
9. Verweerder heeft ook niet ten onrechte overwogen dat niet is gebleken dat eiser door het Youtube-interview te vrezen heeft voor vervolging. Hierbij is van belang dat niet is gebleken dat eiser door bekenden zal worden gezien als homoseksueel. Verder heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat van eiser terughoudendheid mag worden verwacht, nu zijn homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig is geacht. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat het voor hem onmogelijk is om zijn kleding aan te passen.
Inreisverbod
10. Tot slot heeft verweerder in de gestelde relatie met [naam 2] geen aanleiding hoeven zien voor het opheffen van het inreisverbod. Daarbij heeft verweerder terecht overwogen dat eiser pas na het opleggen van het inreisverbod de gestelde relatie is aangegaan.

Conclusie en gevolgen

11. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 25 september 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur, afkomst, etc.
5.Bestreden besluit, pagina 7.