ECLI:NL:RBDHA:2025:17717
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening voor derdelander Oekraïne tegen terugkeerbesluit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne. De verzoeker, die Nigeriaanse nationaliteit heeft, had op 6 augustus 2025 een terugkeerbesluit ontvangen van de minister van Asiel en Migratie, met een vertrektermijn van vier weken. Verzoeker heeft op 2 september 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 september 2025 afgewezen, omdat het kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter oordeelde dat het terugkeerbesluit niet prematuur was genomen, aangezien verzoeker geen rechtmatig verblijf had in Nederland na de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming op 4 maart 2024. Bovendien was er geen actuele beoordeling van het refoulementsrisico nodig, omdat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade liep. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet voldeed aan de vereisten en wees het af zonder zitting. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.