ECLI:NL:RBDHA:2025:17729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
NL25.45275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 26 september 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een Nigeriaanse eiser tegen de maatregel van bewaring die op 30 juni 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft, omdat zij zich voldoende voorgelicht achtte op basis van het digitale dossier en de overgelegde stukken. De rechtbank heeft de gronden van de eiser, waaronder de stelling dat het voortduren van de maatregel in strijd is met de Terugkeerrichtlijn en de wet, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de gronden van de eiser een herhaling zijn van eerdere procedures en dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die aanleiding geven voor een ander oordeel. De rechtbank oordeelt dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting naar Nigeria ontbreekt. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.45275

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [persoon]).

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 juni 2025 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1] Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapport overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 25 september 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1997 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 19 augustus 2025 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. Eiser voert aan dat het voortduren van de maatregel van bewaring in strijd is met de Terugkeerrichtlijn [3] , het EVRM [4] en de wet. Verweerder heeft vanwege eisers medische/ psychische klachten ten onrechte geen lichter middel toegepast. Dat is ook de reden dat hij niet meewerkt aan zijn uitzetting, omdat dit in redelijkheid niet van hem kan worden verwacht. Het is namelijk voor eiser onduidelijk of hij in Nigeria de nodige zorg kan krijgen. Ook in het detentiecentrum ontvangt hij niet de nodige zorg. Om die reden ontbreekt ook het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Nigeria. Verder werkt verweerder onvoldoende voortvarend aan eisers uitzetting. Verweerder voert geen effectieve handelingen uit die kunnen leiden tot eisers uitzetting. Het houden van een presentatie is niet zinvol vanwege eisers psychische gesteldheid.
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat de hiervoor genoemde gronden ten aanzien van het lichter middel en het voortvarend handelen (in essentie) een herhaling zijn van wat hij in de eerdere procedure tegen het voortduren van de maatregel van bewaring heeft gevoerd. De rechtbank verwijst daarbij naar haar eerdere uitspraak die in rechtsoverweging vier van deze uitspraak is opgenomen. Eiser heeft in de huidige procedure, anders dan hij stelt, geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht, zodat geen aanleiding wordt gezien voor een ander oordeel.
7. Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Nigeria in het algemeen, of in het bijzonder van eiser, is komen te ontbreken. Uit het voortgangsrapport blijkt dat op 11 juni 2025 een LP-aanvraag is ingediend, waarna meermaals is gerappelleerd bij de Nigeriaanse autoriteiten. Verder rust op eiser de verplichting om voldoende medewerking te verlenen aan zijn terugkeer. Nu hij eerder niet heeft meegewerkt aan een presentatie op 4 september 2025 en verder aangeeft niet te zullen meewerken, komt het voortduren van de maatregel van bewaring dan ook voor zijn rekening en risico.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 26 september 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 14 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:12605 en 19 augustus 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:15451.
3.Richtlijn 2008/115/EG.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.