ECLI:NL:RBDHA:2025:1773

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
23/1813
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Sociale Verzekeringsbank om informatie op te vragen voor de vaststelling van het recht op Aio-aanvulling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2025, in de zaak tussen eiseres en de Sociale Verzekeringsbank (Svb), wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Svb om haar recht op een uitkering in het kader van de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (Aio) in te trekken, beoordeeld. Eiseres had in 2015 een Aio-uitkering aangevraagd, die haar was toegekend, maar de Svb had in 2016 om aanvullende informatie gevraagd over haar Russisch pensioen. Omdat eiseres deze informatie niet verstrekte, besloot de Svb haar recht op Aio per 13 juni 2016 in te trekken en de uitbetaling per 1 februari 2022 te beëindigen. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) had eerder het intrekkingsbesluit herroepen, waardoor het recht op Aio in beginsel herleefde, maar de Svb had nog steeds informatie nodig om de hoogte van de Aio te kunnen vaststellen.

De rechtbank oordeelt dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door niet te voldoen aan het verzoek om informatie over haar verblijf in het buitenland en haar levensonderhoud. De Svb was daardoor niet in staat om de hoogte van het recht op Aio over de relevante periode vast te stellen. De rechtbank concludeert dat de Svb terecht het recht op Aio met ingang van 13 juni 2016 heeft ingetrokken. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de Svb om onderzoek te doen naar de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens, en de verplichting van de belanghebbende om relevante informatie te verstrekken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1813

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, de Svb

(gemachtigde: mr. P.C.A. Buskens en mr. P.C. van der Voorn).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de Svb om met ingang van 13 juni 2016 het recht op een uitkering in het kader van de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (Aio) in te trekken en de uitbetaling van de Aio per 1 februari 2022 te beëindigen.
Met de beslissing op bezwaar van 13 januari 2023 (bestreden besluit) is de Svb bij dat besluit gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens waren aanwezig [naam 1] en [naam 2] . De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres heeft op 7 januari 2015 een Aio-uitkering bij de Svb aangevraagd. De Svb heeft haar die met ingang van 13 januari 2015 toegekend. Op de Aio-uitkering heeft de Svb maandelijks een bedrag van € 108,- aan Russisch pensioen in mindering gebracht. In 2016 heeft de Svb eiseres om nadere informatie gevraagd over haar Russisch pensioen. Omdat eiseres de gevraagde informatie niet heeft verstrekt, besloot de Svb destijds tot opschorting en intrekking van het recht op Aio per 13 juni 2016, alsmede tot intrekking van dat recht over de periode van 13 januari 2015 tot en met 12 juni 2016. Ook besloot de Svb tot terugvordering van een bedrag van € 10.362,61. Eiseres heeft hiertegen destijds bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft zich in hoger beroep over de besluitvorming van de Svb uitgelaten en op 18 januari 2022 uitspraak gedaan. [1] De uitkomst van die uitspraak was dat eiseres het recht op een Aio-aanvulling vanaf 13 juni 2016 heeft behouden en dat zij over de daaraan voorafgaande periode niets hoeft terug te betalen aan de Svb. De Svb heeft ter uitvoering van die uitspraak bij besluit van 3 maart 2022 de Aio-uitkering per 1 februari 2022 weer betaalbaar gesteld. Daarnaast heeft de Svb eiseres met betrekking tot de periode van 13 juni 2016 tot 1 februari 2022 gevraagd de volgende informatie vóór 5 april 2022 aan te leveren:
1. bankafschriften van al haar bankrekeningen over de genoemde periode;
2. een overzicht van eventueel verblijf buiten Nederland in de periode van 13 juni 2016 tot en met 3 maart 2022;
3. een afschrift van alle bladzijden uit het paspoort van eiseres;
4. een overzicht van de periode(n) waarin de kleindochter van eiseres studeerde in de periode van 13 juni 2016 tot en met 3 maart 2022 (om vast te kunnen stellen of haar kleindochter een kostendeler is);
5. informatie over hoe eiseres in de periode van 13 juni 2016 tot en met 3 maart 2022 in haar levensonderhoud heeft voorzien.
1.1 Eiseres heeft niet aan het informatieverzoek van de Svb voldaan. De Svb heeft haar daarom in de brief van 1 juni 2022 opnieuw om informatie gevraagd en in de gelegenheid gesteld vóór 15 juni 2022 aan dat verzoek te voldoen. In haar reactie van 15 juni 2022 heeft eiseres de Svb laten weten dat het niet de bedoeling is dat de eerder in hoger beroep gevoerde discussie over wordt gedaan en dat de Svb haar opnieuw om informatie vraagt. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de gemachtigde van de Svb tijdens en na de zitting bij de CRvB heeft gezegd dat de Aio-aanvulling over de gehele periode tot heden zou worden uitbetaald indien en zodra de hoogte van het Russisch pensioen (omgerekend in euro) was vastgesteld. Dit kon schattenderwijs op basis van de bekende hoogte van het pensioen.
1.2 Omdat eiseres ook na herhaalde verzoeken de informatie niet aan de Svb heeft overgelegd, heeft de Svb besloten het recht op Aio met ingang van 13 juni 2016 in te trekken en ook de uitbetaling van de Aio per 1 februari 2022 te beëindigen. De Svb heeft het bezwaar na heroverweging ongegrond verklaard, zij het dat de Svb nadien wel de stopzetting van de uitbetaling van de Aio per 1 februari 2022 heeft teruggedraaid en de betaling heeft hervat.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van de Svb dat eiseres weliswaar vanaf 13 juni 2016 aanspraak op Aio heeft, maar dat de CRvB geen uitspraak heeft gedaan over de hoogte van die aanspraak. Om de omvang van het recht op bijstand vast te kunnen stellen heeft de Svb informatie opgevraagd bij eiseres. Eiseres heeft geen nadere informatie verschaft. Omdat het de Svb niet duidelijk was of eiseres vanaf 13 juni 2016 onafgebroken in Nederland is geweest, kon het recht op Aio niet worden vastgesteld. Bovendien was er geen zicht op de vermogensontwikkeling van eiseres vanaf 13 juni 2016. De Svb vindt daarom dat zij de omvang van het recht op Aio niet heeft kunnen vaststellen en dat het recht op Aio daarom terecht met ingang van 13 juni 2016 is ingetrokken.
3. Eiseres heeft samengevat aangevoerd dat de Svb ten onrechte heeft geweigerd de Aio-aanvulling over de periode van 13 juni 2016 tot 1 februari 2022 aan haar uit te betalen. De Svb was volgens eiseres in de gegeven omstandigheden niet bevoegd om haar om informatie over die periode te vragen. Dat de Svb dit wel heeft gedaan vindt zij misbruik van bevoegdheid, dan wel acht zij in strijd met de rechtszekerheid. In de hoger beroepsprocedure bij de CRvB heeft de Svb immers de mogelijkheid gehad om alle gewenste en nog ontbrekende informatie die nodig was voor de vaststelling van de hoogte van de uitkering op te vragen. De Svb heeft echter toen uitdrukkelijk te kennen gegeven dat er geen andere belemmeringen waren om tot uitkering van de Aio aanvulling over te gaan dan het op dat moment voorliggende geschilpunt over de hoogte van het Russisch pensioen van eiseres. Het was uitdrukkelijk niet de bedoeling van de Svb om later nog eens het recht op en de hoogte van de Aio-aanvulling te betwisten. Het lag in de rede dat de Aio vanaf 13 juni 2016 in één keer zou worden uitbetaald. Het stond de Svb dus niet meer vrij om met betrekking tot de genoemde periode opnieuw onderzoek te doen naar het recht op Aio of de omvang daarvan. Door na de uitspraak van de CRvB en ruimschoots na de in geding zijnde periode alsnog informatie op te vragen, handelt de Svb niet zoals het een goed publiekrechtelijk lichaam betaamt. Er is daarom sprake van détournement de pouvoir.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt. De te beoordelen periode is die van 13 juni 2016 tot 1 februari 2022.
5. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Mocht de Svb onderzoek doen?6. Eiseres heeft betwist dat de Svb bevoegd was het recht op Aio-aanvulling over de periode van 13 juni 2016 tot 1 februari 2022 opnieuw te beoordelen. Vanaf 13 juni 2016 bestond er weer recht op Aio. Er was volgens haar geen grondslag voor een herbeoordeling en intrekking achteraf. Deze beroepsgrond slaagt niet. Hiervoor is het volgende van betekenis.
6.1 De Svb is bevoegd om onderzoek te doen naar de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens en naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening of de voortzetting van bijstand. Dat volgt uit artikel 53a, zesde lid, in verbinding met de artikelen 47a, tweede lid, en 47b van de Participatiewet (Pw). Deze algemene onderzoeksbevoegdheid kan uit eigen beweging worden uitgeoefend, dus ook zonder voorafgaand signaal of vermoeden. Dit is vaste rechtspraak. [2] De enkele omstandigheid dat de CRvB het eerdere intrekkingsbesluit van 20 juni 2016 heeft herroepen, waarmee het recht op Aio-aanvulling per 13 juni 2016 is herleefd, doet niet af aan die algemene onderzoeksbevoegdheid.
Heeft eiseres de inlichtingenplicht geschonden als gevolg waarvan het recht niet kan worden vastgesteld?7. De Svb heeft ter zitting erkend dat het niet verstrekken van een deel van de informatie waar de Svb om heeft gevraagd geen schending van de inlichtingenplicht, maar van de medewerkingsplicht, oplevert. Naast het niet verstrekken van alle bankafschriften uit de periode van 13 juni 2016 tot 1 februari 2022 gaat het om een afschrift van alle bladzijden uit het paspoort van eiseres. Dit betekent dat het niet verstrekken hiervan dus niet aan de intrekking van de Aio-aanvulling over de te beoordelen periode ten grondslag kan worden gelegd. [3] 8. Vervolgens staat ter beoordeling of eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door niet te voldoen aan het verzoek om de volgende informatie te verstrekken:
- een overzicht van verblijf buiten Nederland in de te beoordelen periode;
- een verklaring over hoe zij in die periode in haar levensonderhoud heeft voorzien,
en of als gevolg van het niet verstrekken van deze informatie het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
9. De inlichtingenplicht staat in artikel 17, eerste lid, van de Pw en houdt het volgende in. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
9.1 Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft de Svb toegelicht dat eiseres door de toenmalige besluitvorming vanaf 13 juni 2016 voor de Svb buiten beeld was, omdat zij door de intrekking van het recht op Aio per die datum geruime tijd geen cliënt van de Svb was. Voor de Svb was er dan ook geen aanleiding om eiseres toen om de informatie te vragen die nu aan de orde is. Omdat de CRvB in hoger beroep het intrekkingsbesluit van 20 juni 2016 heeft herroepen, is het recht op Aio met ingang van 13 juni 2016 in beginsel herleefd, maar had de Svb alsnog informatie nodig om (de hoogte van) het recht op Aio te kunnen vaststellen over de te beoordelen periode. Daartoe dienden de brieven van 3 maart 2022 en 1 juni 2022. De daarin gevraagde informatie ziet naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar op feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op Aio-aanvulling in de periode van 13 juni 2016 tot 1 februari 2022. Voor de Svb was het immers van belang om te weten wanneer eiseres gedurende die periode in het buitenland is geweest en hoe zij in haar levensonderhoud heeft voorzien vanaf 13 juni 2016. Eiseres heeft deze vragen niet beantwoord en heeft verder ook geen enkele informatie verstrekt. Hiermee heeft zij de inlichtingenplicht geschonden, en als gevolg daarvan was de Svb niet in staat om de hoogte van het recht op Aio over de periode van 13 juni 2016 tot 1 februari 2022 vast te stellen [4] . Wanneer door schending van de inlichtingenplicht het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld, is dat een rechtsgrond voor intrekking van dat recht. [5] Nu daarvan in dit geval sprake is, heeft de Svb het recht van eiseres op Aio-aanvulling over de periode van 13 juni 2016 tot 1 februari 2022 terecht ingetrokken.
Conclusie en gevolgen10. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft daarom in stand.
11. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiseres geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

In artikel 47a, eerste lid, van de Pw staat dat de Svb tot taak heeft het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een Aio-aanvulling.
In artikel 47b van de Pw staat dat voor de toepassing van artikel 47a, eerste lid, in de artikelen 9, met uitzondering van het eerste lid, onderdelen b en c, 15, tweede lid, 16, eerste lid, 17, 19a, tweede lid, 31, tweede lid, onderdeel m, en zesde lid, 40, tweede tot en met vijfde lid, 41, vierde, vijfde, achtste en tiende lid, 43, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 44, eerste en derde lid, 48, derde en vierde lid, 52, eerste lid, 53a, eerste tot en met zesde lid, 54, 55, 57, 58, eerste, tweede, vierde, vijfde, zevende en achtste lid, 60, eerste tot en met zesde lid, 60c, 61, 62b, vierde lid, 62e, 62f, 62g, 62h, derde lid, 63, 66, 78t, tweede lid, 78x, eerste lid, onderdeel b, 78z, eerste, tweede en vierde lid, 81, eerste en tweede lid, voor «het college» telkens wordt gelezen: de Svb.
In artikel 17, eerste lid, van de Pw staat dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. In het tweede lid van dit artikel staat dat de belanghebbende verplicht is aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
In artikel 53a, eerste lid, van de Pw, voor zover van belang, staat dat het college bepaalt welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
In artikel 53a, zesde lid, van de Pw staat dat het college bevoegd is onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.
In artikel 54, derde lid, van de Pw staat dat het college een besluit tot toekenning van bijstand herziet, dan wel een besluit tot toekenning van bijstand intrekt, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, (…) heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Voetnoten

2.zie de uitspraak van de CRvB van 14 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1231
3.zie de uitspraak van de CRvB van 12 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1395
4.zie de uitspraak van de CRvB van 29 augustus 2023; ECLI:NL:CRVB:2023:1665
5.zie de uitspraak van de CRvB van 26 november 2024; ECLI:NL:CRVB:2024:2437