ECLI:NL:RBDHA:2025:17735

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
11580465 MB VERZ 25-2090
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en proceskostenvergoeding in het kader van de Wahv

In deze zaak heeft de kantonrechter op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene, vertegenwoordigd door [gemachtigde] B.V. Juridische Diensten, had beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep gegrond verklaarde en een proceskostenvergoeding toekende op basis van artikel 13a, tweede lid van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene ging echter in beroep tegen deze beslissing bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 24 juli 2025 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kern van het geschil betrof de vraag of de officier van justitie terecht een proceskostenvergoeding had toegekend, waarbij de gemachtigde aanvoerde dat artikel 13a, tweede lid van de Wahv niet van toepassing was, omdat zij niet op basis van “no cure no pay” werkten, maar op basis van vaste tarieven.

De kantonrechter overwoog dat de wetgever met de regeling in artikel 13a, tweede lid van de Wahv, specifiek gevallen voor ogen had waarbij rechtsbijstand werd verleend door beroepsmatig optredende gemachtigden die op basis van “no cure no pay” werkten. Aangezien de gemachtigde van betrokkene op basis van een vast honorarium werkte, concludeerde de kantonrechter dat artikel 13a, tweede lid van de Wahv niet van toepassing was. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg deze op het gehele aan zekerheid gestelde bedrag terug te betalen. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, ter hoogte van € 777,00.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: 262351337
Registratienummer team straf: 11580465 MB VERZ 25-2090
Uitspraakdatum : 24 juli 2025
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van

[betrokkene] B.V.

wonende dan wel gevestigd te: [postcode] [plaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: [gemachtigde] B.V. Juridische Diensten

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een verkeersboete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend, waarbij toepassing is gegeven aan artikel 13a, tweede lid van de Wahv. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 24 juli 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

In deze zaak is alleen nog in geschil of de officier van justitie terecht een proceskostenvergoeding heeft toegekend met toepassing van de extra factor uit artikel 13a, tweede lid, van de Wahv.
De gemachtigde stelt dat artikel 13a, tweede lid, van de Wahv in onderhavige zaak niet van toepassing is nu [gemachtigde] B.V. niet werkt op basis van “no cure no pay”, maar op basis van vaste tarieven.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting een standpunt ingenomen en gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.
Oordeel
Het beroep is gegrond.
Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
In het arrest met vindplaats ECLI:NL:HR:2025:985 heeft de Hoge Raad over de werkingssfeer van de regeling van artikel 13a, tweede lid, van de Wahv opgemerkt dat de wetgever met de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm (hierna: Whpkv), ook met de beperkingen van proceskostenvergoedingen in procedures over Wahv, het oog heeft gehad op gevallen die zich daardoor kenmerken dat aan de belanghebbende rechtsbijstand wordt verleend door een beroepsmatig optredende gemachtigde, dan wel een kantoor, waarvan het bedrijfsmodel eruit bestaat dat (i) wordt opgetreden op basis van “no cure no pay”, (ii) daarbij zodanige afspraken met de cliënten worden gemaakt dat het bedrag van eventuele proceskostenvergoedingen aan de gemachtigde of aan het kantoor wordt afgedragen, en (iii) de procedures op een zodanige wijze worden gevoerd dat de daarin toegekende proceskostenvergoedingen de in redelijkheid gemaakte kosten ver overtreffen. Gevallen die kennelijk niet deze kenmerken hebben, moeten in het licht van het doel van de regeling over proceskostenvergoedingen in de Whpkv worden aangemerkt als bijzondere gevallen in de zin van artikel 13a, tweede lid, van de Wahv, met als gevolg dat in die gevallen geen aanleiding bestaat tot vermenigvuldiging van de op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) berekende forfaitaire vergoeding met de factor 0,25 of 0,10.
Nu uit de beschikbare gegevens blijkt dat [gemachtigde] B.V. Juridische Diensten op basis van een vast honorarium per maand werkzaamheden verricht, kan worden vastgesteld dat geen sprake is van een “no cure no pay”-bedrijf. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat artikel 13a, tweede lid, van de Wahv niet van toepassing is.
Proceskosten
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
  • beroepschrift administratieve fase: 1 punt ter waarde van € 647,00;
  • beroepschrift kantonrechter: 1 punt ter waarde van € 907,00.
De kantonrechter zal de officier van justitie dus veroordelen in de kosten tot een bedrag van:
(1 x € 647,00 x 0,5) + (1 x € 907,00 x 0,5) = € 323,50 + € 453,50 = € 777,00.

Beslissing:

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
  • vernietigt de initiële beschikking;
  • draagt de officier van justitie op het gehele aan zekerheid gestelde bedrag terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, ter hoogte van € 777,00;
  • bepaalt dat op de te vergoeden proceskosten in mindering wordt gebracht het bedrag dat de officier van justitie reeds voor deze zaak als proceskostenvergoeding heeft toegekend.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Harmsen, kantonrechter, bijgestaan door F.L.M. van Nes, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.