ECLI:NL:RBDHA:2025:1780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
NL23.37606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van asielvergunning en niet-ontvankelijkheid beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, van Cubaanse nationaliteit, en de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft op 31 oktober 2022 de aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel ingetrokken. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep niet ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. Eiseres stelt dat het besluit haar nooit heeft bereikt, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit op 1 november 2022 aangetekend naar het laatst bekende adres van eiseres is verzonden. Eiseres heeft verzuimd om de minister op de hoogte te stellen van haar nieuwe adres, wat haar risico is. Daarnaast heeft de minister de aanvraag van eiseres om verlenging van de verblijfsvergunning niet in behandeling genomen, omdat eiseres niet tijdig om verlenging heeft gevraagd. De rechtbank verklaart het beroep tegen de intrekking van de verblijfsvergunning niet ontvankelijk en het beroep tegen het niet in behandeling nemen van de verlengingsaanvraag ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats
Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.37606 en NL24.1295

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] ,V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de minister van Asiel en Migratie1,

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

1. Bij besluit van 31 oktober 2022 heeft de minister de aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel ingetrokken. Bij besluit van 18 december 2023 heeft de minister de aanvraag van eiseres om verlenging van de geldigheidsduur van de aan haar verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
1.1
Eiseres heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld.
1.2
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 10 december 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.4
Tijdens de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om de minister de gelegenheid te geven om een uitdraai met betrekking tot de verzending van het bestreden besluit van 31 oktober 2022 over te leggen. De minister heeft op 11 december 2024 de uitdraai met toelichting in het dossier geüpload . De gemachtigde van eiseres heeft hier op 15 december 2024 op gereageerd. De minister is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, maar heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. Hierna is het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres stelt van Cubaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1986. Met ingang van 17 augustus 2017 is aan eiseres een verblijfsvergunning asiel voor de
1 Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
duur van vijf jaar2 verleend. De minister heeft deze internationale beschermingsstatus van eiseres bij besluit van 31 oktober 2022 beëindigd3. Dit omdat eiseres niet voor de einddatum van de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning asiel, namelijk 17 augustus 2022, verlenging van haar tijdelijke asielvergunning heeft aangevraagd dan wel een aanvraag voor een asielvergunning voor onbepaalde tijd heeft ingediend. Nu eiseres geen zienswijze heeft ingediend tegen het uitgebrachte voornemen tot beëindiging van de internationale beschermingsstatus, waren de minister geen feiten of omstandigheden bekend die maakten dat hij van beëindiging af moest zien. Tegen het besluit tot beeindiging van de internationale bescherming van 31 oktober 2022 is door eiseres op 30 november 2023 beroep ingesteld (NL23.37606).
3. De verlengingsaanvraag die eiseres op 29 september 2023 heeft ingediend is door de minister niet in behandeling genomen. Redengevend daarvoor is dat eiseres ten tijde van deze verlengingsaanvraag niet meer in bezit was van een geldige verblijfsvergunning asiel en het besluit tot beëindiging van de internationale beschermingsstatus onherroepelijk is geworden. Tegen dit besluit heeft eiseres op 12 januari 2024 beroep ingesteld (NL24.1295).
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres geeft met betrekking tot haar beroep tegen de intrekking van de verblijfsvergunning asiel aan dat dit weliswaar te laat is ingediend maar dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Zij voert hiertoe aan dat het besluit van 31 oktober 2022 haar nooit heeft bereikt. De minister heeft het besluit ten onrechte niet naar haar gemachtigde verzonden.
Ontvankelijkheid van het beroep tegen de intrekking van de verleende asielvergunning
5. De rechtbank volgt de minister in diens standpunt dat het besluit op juiste wijze kenbaar is gemaakt. Het is voldoende aannemelijk gemaakt dat het besluit daadwerkelijk op 1 november 2022 (aangetekend) aan eiseres is verzonden. Hierbij acht de rechtbank het volgende van belang. Uit een rapport van bevindingen van 31 oktober 2022 blijkt dat het voornemen tot intrekking van de verblijfsvergunning asiel aangetekend naar het laatst bekende adres van eiseres is verzonden en retour is gekomen met de mededeling "niet afgehaald, retour afzender". De rapporteur maakt er melding van dat het bestreden besluit desondanks ook wordt verzonden naar dit adres omdat er geen ander adres van eiseres bekend is. De rechtbank stelt vast dat op zowel de aanbiedingsbrief aan eiseres als op het informatieblad aan de rechtbank behorend bij de bestreden beschikking vermeld staat dat er sprake is van aangetekende verzending. Dit komt overeen met de door de minister overgelegde printscreens van het gegevensverwerkingssysteem Indigo. Daaruit is namelijk op te maken dat de volgende dossierstukken, "aanbiedingsbrief', "beschikking intrekking asiel" en "informatieblad rechtbank", op 31 oktober 2022 in het systeem zijn geregistreerd en op 1 november 2022 zijn verzonden. Op de aanbiedingsbrief staat het laatst bekende adres van eiseres vermeld. Nu uit de uitdraai volgt dat deze brief als volgnummer "1" is verzonden, is daarmee ook de adressering van het poststuk vast te stellen. Ook blijkt hieruit dater sprake is van aangetekende verzending. Dit wordt immers door middel van een vinkje aangegeven. Gelet hierop is het, ondanks het ontbreken van verder bewijs van aangetekende verzending, wel aannemelijk dat het besluit door de minister aangetekend is verzonden.
2 op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 (de a-grond; erkend verdragsvluchteling).
3 Verwezen is hier naar artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw, in samenhang met paragraaf C2/l 0.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
Hierbij is tevens van belang dat eiseres in de gronden van het beroep niet expliciet heeft ontkend dat het besluit is verzonden maar enkel heeft aangevoerd dat het besluit haar nooit heeft bereikt. Eiseres geeft in haar gronden van beroep aan dat de minister haar verblijfsvergunning intrekt terwijl zij in het buitenland verblijft. En dat de minister dit ten onrechte doet door het besluit naar een adres te sturen waarvan de minister weet dat zij hier niet meer verblijft. Ook geeft zij aan dat niet van haar verwacht kan worden dat zij de minister op de hoogte houdt van haar verblijfplaats als zij (mislukt) wil emigreren. Onder deze omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat het bestreden besluit eiseres niet heeft bereikt, niet omdat het besluit nooit is verzonden maar omdat eiseres niet meer woonde op het laatst bekende adres. Hiema zal worden uitgelegd waaram dat voor rekening en risico komt van eiseres.
6. Eiseres wordt ook niet gevolgd in haar stelling dat het besluit naar haar gemachtigde had moeten worden verzonden. De minister is namelijk niet verplicht het besluit te verzenden naar de gemachtigde die een vreemdeling bij een eerdere (afgesloten) asielprocedure heeft bijgestaan.4 Evenmin volgt de rechtbank de stelling van eiseres ter zitting dat artikel 4.37 Vb in haar geval niet opgaat omdat de aan haar verleende vergunning ten tijde van de bekendmaking van het besluit al was verlopen. Niet is gebleken dat op het moment van het vertrek van eiseres naar het buitenland de aan haar verleende verblijfsvergunning asiel al was verlopen. Het is na de verlening van de verblijfsvergunning aan de vreemdeling om een kennisgeving aan de minister te doen van verandering van zijn woon- of verblijfplaats ofvertrek naar het buitenland5. Het staat vast dat eiseres dit niet heeft gedaan. Zij heeft verzuimd melding te maken van haar vertrek en haar nieuwe adres niet doorgegeven aan de minister. De gevolgen daarvan komen voor rekening en risico van eiseres.
7. Nu het op de weg van eiseres had gelegen om melding te maken van verandering van woon- of verblijfplaats en vertrek naar het buitenland, volgt de rechtbank ook niet de stelling van eiseres dat het op de weg van de minister had gelegen om verder onderzoek te doen naar haar adres. De door eiseres in dit verband genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep6 kan haar niet helpen, aangezien dit geen vergelijkbare zaak betreft. In die zaak was een persoonlijk emailadres van de betrokkene bij het bestuursorgaan bekend. Maar van eiseres waren bij de minister geen contactgegevens bekend, behalve het laatste bekende woonadres.
8. Nu de minister de verzending van het bestreden besluit aannemelijk heeft gemaakt en eiseres geen feiten heeft gesteld op grond waarvan de ontvangst ervan redelijkerwijs kan worden betwijfeld, moet het evoor worden gehouden dat eiseres het bestreden besluit kort na 1 november 2022 op haar laatst bekende woonadres heeft ontvangen. Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd biedt geen grond voor het oordeel dat overschrijding van de beroepstermijn haar niet is te verwijten. Het beroep gericht tegen de intrekking van de aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel is daarom niet-ontvankelijk.
4 Zie ook: uitspraak van de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, van 1 augustus 2022, ECLI:NL:R VS:2022:2203.
5 Op grond van artikel 4.37 van het Vb 2000.
6 ECLI:NL:CRVB: 2024:159
Het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur
9. Nu eiseres niet tijdig om verlenging van de haar verleende verblijfsvergunning heeft gevraagd en ook niet tijdig is opgekomen tegen de beëindiging van de internationale beschermingsstatus, heeft de minister op goede gronden de aanvraag tot verlenging van de geldigbeidsduur van de verblijfsvergunning buiten behandeling gesteld. Kort en eenvoudig gezegd: er viel namelijk niets meer te verlengen, nu eiseres op dat moment niet beschikte over een verblijfsvergunning. Het beroep van eiseres gericht tegen het niet in behandeling nemen van de verlenging van de geldigheidsduur van de eerder aan baar verleende verblijfsvergunning asiel is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep gericht tegen de intrekking van de verleende verblijfsvergunning asiel (NL23.3606) is niet ontvankelijk. Het beroep gericht tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de eerder aan haar verleende vergunning (NL24.1295) is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt baar griffierecht niet terug en krijgt geen vergoeding van baar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep onder zaaknummer NL23.37606, gericht tegen de intrekking van de verblijfsvergunning asiel, niet ontvankelijk;
  • verklaart het beroep onder zaaknummer NL24.1295, gericht tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot verlenging van de eerder verleende verblijfsvergunning asiel, ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van drs. C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 februari 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom
uhet er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.