ECLI:NL:RBDHA:2025:1783

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
NL24.47838 en NL24.47839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Oekraïense eisers niet-ontvankelijk verklaard op grond van veilig derde land Moldavië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in de asielzaken van een Oekraïense eiser en zijn familie, die asiel hadden aangevraagd in Nederland. De rechtbank behandelde de beroepen van de eisers tegen de besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die hun aanvragen op 25 november 2024 niet-ontvankelijk had verklaard. De minister stelde dat Moldavië als veilig derde land voor de eisers kon worden beschouwd, omdat zij daar een band mee hadden en visumvrij konden inreizen. De eisers, die in Moldavië hadden verbleven en daar familie hadden, voerden aan dat Moldavië niet op de lijst van veilige landen stond en dat de situatie voor hen onzekerder was dan de minister stelde. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had aangetoond dat Moldavië als veilig derde land kon worden beschouwd en dat de eisers niet hadden betwist dat zij een band met Moldavië hadden. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de eisers de proceskosten toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.47838 en NL24.47839

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer 1]
[eiseres] ,eiseres
V-nummer: [V-nummer 2]
eiser heeft het beroep mede ingesteld namens zijn minderjarige kinderen:
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluiten van 25 november 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld. Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum 1] 1982 en de Oekraïense nationaliteit te hebben. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum 2] 1970 en eveneens de Oekraïense nationaliteit te hebben. Eiseres is de tante van eiser. Zij hebben op 26 december 2023 asiel in Nederland aangevraagd.
2. Verweerder heeft de asielaanvragen niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder c, van de Vw. [1] Verweerder is van oordeel dat Moldavië voor eisers kan worden beschouwd als een veilig derde land. Hij overweegt daartoe dat eisers een zodanige band hebben met Moldavië, dat het voor hen redelijk is om naar dat land toe te gaan. [naam] is namelijk de echtgenote van eiser en de moeder van hun minderjarige kinderen. Zij heeft de Moldavische nationaliteit. De kinderen kunnen daarom ook aanspraak maken op de Moldavische nationaliteit. Eisers hebben daarnaast voor een periode van circa vier maanden in Moldavië verbleven en waren in het bezit van een tijdelijke Moldavische verblijfsvergunning. Eiser heeft verder verklaard dat hij in Moldavië heeft gewerkt en in dat land vrienden heeft wonen.
Verweerder stelt zich daarnaast op het standpunt dat eisers Moldavië visumvrij kunnen inreizen, gelet op hun Oekraïense nationaliteit. Wegens hun Oekraïense nationaliteit is het ook aannemelijk dat zij in Moldavië opnieuw in aanmerking komen voor een tijdelijke verblijfsvergunning. Daarnaast overweegt verweerder dat eisers in Moldavië een beroep kunnen doen op gezinshereniging. Ook bestaat de mogelijkheid om in Moldavië een asielaanvraag in te dienen.
3. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten en voeren het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte Moldavië als een veilig derde land voor eisers beschouwd. Moldavië staat niet op een lijst van veilige landen. Daardoor handelt verweerder in strijd met artikel 37 van de Procedurerichtlijn. [2] Bij zijn beoordeling of een land veilig is, moet verweerder daarnaast het hele grondgebied betrekken. [3] Verweerder heeft Transnistrië echter niet bij zijn beoordeling meegenomen. Voorts is verweerders stelling dat eisers mogelijk opnieuw in aanmerking komen voor een tijdelijke verblijfsvergunning een niet onderbouwde aanname. Ook is sprake van een toekomstige onzekere situatie, nu uit landeninformatie blijkt dat de tijdelijke beschermingsregeling voor Oekraïners in Moldavië tot 1 maart 2025 geldt. Het is vooralsnog niet bekend of deze tijdelijke beschermingsregeling wordt verlengd. Dat het verder in Moldavië mogelijk is om een aanvraag op grond van artikel 8 van het EVRM [4] of een asielaanvraag in te dienen, betekent niet dat deze aanvragen ook worden ingewilligd. De uitkomst van een dergelijke procedure betreft eveneens een toekomstige onzekere situatie. Tot slot wordt opgemerkt dat eiser in Moldavië problemen heeft ondervonden vanwege zijn nationaliteit en afkomst. Als hij naar Moldavië wordt uitgezet, verwacht hij wederom deze problemen te ondervinden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [5] volgt dat op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw een aanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard als een derde land voor die vreemdeling als veilig derde land kan worden beschouwd. [6] Anders dan bij veilige landen van herkomst, is hiervoor niet vereist dat verweerder een derde land aanwijst en opneemt in een lijst. Verweerder kan in een concreet geval beoordelen of een land voor de specifieke vreemdeling een veilig derde land is. Aan die tegenwerping moet gedegen onderzoek ten grondslag liggen. Uit dit onderzoek moet blijken dat een vreemdeling in het derde land overeenkomstig de beginselen, genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb [7] zal worden behandeld. Als verweerder aan de hand van zorgvuldig onderzoek deugdelijk heeft gemotiveerd dat een vreemdeling in het derde land volgens de hiervoor bedoelde beginselen wordt behandeld, kan hij dit slechts tegenwerpen indien die vreemdeling een zodanige band heeft met dat land dat het voor die vreemdeling redelijk zou zijn daar naartoe te gaan. Dit kan het geval zijn als een vreemdeling in het verleden in dat land heeft gewoond, maar kan ook worden afgeleid uit andere individuele omstandigheden, zoals het hebben van een partner of andere familie in dat land. Verweerder kan slechts tegenwerpen dat een derde land voor een specifieke vreemdeling een veilig derde land is, indien die vreemdeling wordt toegelaten tot dat land.
5. Nu niet is vereist dat verweerder Moldavië in een lijst opneemt, faalt deze beroepsgrond. Ook eisers verwijzing naar artikel 37 van de Procedurerichtlijn treft geen doel. Artikel 37 van de Procedurerichtlijn gaat namelijk over de aanwijzing van landen als veilige landen van herkomst. Verweerder heeft in het geval van eisers Moldavië echter aangemerkt als veilig derde land op grond van artikel 38 van de Procedurerichtlijn. Het gaat hierom een andere wettelijke grondslag.
6. Vastgesteld wordt dat eisers niet hebben betwist dat zij een zodanige band met Moldavië hebben dat het voor hen redelijk is om daar naartoe te gaan. Zij hebben enkele maanden in Moldavië gewoond en de echtgenote van eiser heeft de Moldavische nationaliteit. Daarnaast is niet betwist dat eisers visumvrij Moldavië kunnen inreizen, waardoor wordt voldaan aan de voorwaarde dat zij toegang hebben tot dat land.
Ook heeft verweerder onder verwijzing naar landeninformatie voldoende aannemelijk gemaakt dat eisers wederom aanspraak kunnen maken op een tijdelijke verblijfsvergunning in Moldavië vanwege hun Oekraïense nationaliteit. De enkele stelling van eisers dat zij Moldavië vrijwillig hebben verlaten en daarom mogelijk niet in aanmerking komen voor een nieuwe tijdelijke verblijfsvergunning, is in het licht van de door verweerder genoemde landeninformatie onvoldoende voor een ander oordeel.
7. Ten aanzien van eisers stelling dat de situatie voor Oekraïners in Moldavië na 1 maart 2025 onzeker is, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hij niet is gehouden deze toekomstige situatie bij zijn besluitvorming te betrekken. Bovendien heeft verweerder terecht opgemerkt dat er voor het sluiten van het onderzoek in deze zaken geen concrete indicaties zijn voor de conclusie dat Moldavië de tijdelijke beschermingsregeling voor Oekraïners niet (opnieuw) zal verlengen, nu de oorlog in Oekraïne nog gaande is. Ook heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eiser in aanmerking komt voor gezinshereniging, gelet op de Moldavische nationaliteit van zijn echtgenote en de duur van hun huwelijk. Ook heeft verweerder onder verwijzing naar landeninformatie aannemelijk gemaakt dat eiser en zijn kinderen in aanmerking komen voor het Moldavisch staatsburgerschap. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat eisers ook de mogelijkheid hebben om asielaanvragen in Moldavië in te dienen. Hoewel verweerder in IB 2020/120 [8] overwoog dat het lastig is om formeel een asielstatus te verkrijgen, heeft verweerder in de bestreden besluiten onder verwijzing naar recentere informatie uit 2022 [9] deugdelijk gemotiveerd dat de asielprocedure in Moldavië in lijn is met internationale en Europese standaarden. De enkele stelling van eisers dat de uitkomst van dergelijke procedures niet op voorhand te voorspellen is, is onvoldoende om een ander oordeel te rechtvaardigen.
8. Voor zover eisers zich op het standpunt stellen dat verweerder gehouden is het hele grondgebied bij zijn beoordeling te betrekken, wordt als volgt overwogen. Allereerst heeft de door eisers genoemde uitspraak van het Hof betrekking op de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst overeenkomstig artikel 37 en bijlage I van de Procedurerichtlijn. Zoals eerder toegelicht, zijn dit artikel en deze bijlage niet van toepassing in eisers zaken. Eisers stelling ter zitting dat door verweerder uitdrukkelijk is overwogen dat zijn beoordeling niet ziet op Transnistrië, wordt niet gevolgd. Dit blijkt namelijk niet uit de bestreden besluiten en ook niet uit IB 2020/120. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat zijn beoordeling ziet op het gehele grondgebied van Moldavië. Eisers hebben daarnaast niet gesteld en ook niet (met landeninformatie) onderbouwd dat de situatie in Transnistrië tot gevolg heeft dat eisers niet overeenkomstig de beginselen van artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb worden behandeld. Overigens is ook niet gesteld en onderbouwd door eisers dat zij bij terugkeer naar Moldavië in Transnistrië moeten verblijven.
9. Tot slot geeft de stelling van eisers dat zij verwachten om in Moldavië problemen te ondervinden geen aanleiding tot een andere conclusie. De gestelde problemen zijn in de eerste plaats niet nader geconcretiseerd en onderbouwd. Bovendien wijst verweerder er terecht op dat eiser in het aanvullend gehoor van 8 oktober 2024 heeft verklaard dat hij geen problemen in Moldavië heeft ondervonden. Voor zover eisers vrezen te worden gediscrimineerd in Moldavië wegens hun nationaliteit en/of afkomst, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat de discriminatie dusdanig ernstige beperkingen van hun bestaansmogelijkheden zal opleveren dat het voor hen onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied in Moldavië te kunnen functioneren.
10. Verweerder heeft Moldavië terecht als veilig derde land voor eisers beschouwd. Verweerder heeft daarom de aanvragen terecht niet-ontvankelijk verklaard.
11. De beroepen zijn ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 10 februari 2025, door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Richtlijn 2013/32/EU.
3.In dat verband verwijzen eisers naar een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 4 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:841 (zaak C406/22).
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie de uitspraken van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3379 en 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:87.
7.Vreemdelingenbesluit 2000.
8.Informatiebericht 2020/120 Beoordeling veilig derde land - Moldavie
9.U.S. Department of State, 2022 Country Reports on Human Rights Practices: Moldova.