ECLI:NL:RBDHA:2025:17886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
C/09/687187 / FA RK 25-4632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en terugkeer van kinderen naar de Verenigde Arabische Emiraten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2025 een beschikking gegeven in een geschil over de internationale kinderontvoering van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De vader heeft verzocht om de terugkeer van de kinderen naar de Verenigde Arabische Emiraten, waar zij voor hun ongeoorloofde overbrenging naar Nederland hun gewone verblijfplaats hadden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overbrenging van de kinderen ongeoorloofd was, aangezien de moeder zonder toestemming van de vader met hen naar Nederland was gereisd. De rechtbank heeft de weigeringsgronden die de moeder aanvoerde, zoals het risico op een ondragelijke toestand voor de kinderen bij terugkeer, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de kinderen in gevaar zouden komen bij terugkeer naar hun land van herkomst. De rechtbank heeft de onmiddellijke terugkeer van de kinderen gelast, met als doel de situatie te herstellen zoals deze was vóór de ontvoering. De moeder is verplicht om de kinderen uiterlijk op 1 september 2025 terug te brengen naar de Verenigde Arabische Emiraten, en indien zij dit nalaat, zal de vader de kinderen zelf moeten ophalen. De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De benoeming van de bijzondere curator is doorlopen tijdens de appelprocedure, indien er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG

Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-4632
Zaaknummer: C/09/687187
Datum beschikking: 14 augustus 2025

Internationale kinderontvoering

Beschikking op het op 20 juni 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres in [land] ,
advocaat: mr. Y.M. Schrevelius in Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres in Nederland,
advocaat: mr. B. Blom in Purmerend.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 27 juni 2025 namens de vader;
  • de e-mails van 1 juli 2025 namens de vader;
  • de e-mail van 3 juli 2025 namens de vader;
  • de brief van 4 juli 2025 namens de moeder;
  • het productieoverzicht met bijlagen namens de moeder, ingekomen op 8 juli 2025;
  • de e-mail van 16 juli 2025 van de bijzondere curator;
  • het bericht van 16 juli 2025, met bijlagen, namens de vader;
  • de e-mail van 17 juli 2025 van de bijzondere curator;
  • de e-mail van 17 juli 2025, met bijlage, namens de moeder;
  • het bericht van 18 juli 2025, met bijlage, namens de vader;
  • de berichten van 21 juli 2025, met bijlagen, namens de vader;
  • het verslag van de bijzondere curator van 21 juli 2025;
  • het verweerschrift namens de moeder, ingekomen op 22 juli 2025;
  • productie 13 namens de moeder, ingekomen op 22 juli 2025;
  • het bericht van 23 juli 2025, met bijlagen, namens de vader.
De op 8 juli 2025 geplande regiezitting heeft geen doorgang gevonden, omdat de vader hier niet fysiek bij aanwezig kon zijn.
Bij beschikking van deze rechtbank van 4 juli 2025 is drs. J.L. van Wesemael-Smit
benoemd als bijzondere curator over de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] ;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] .
De bijzondere curator is verzocht de volgende vragen te beantwoorden:
Wat geven de minderjarigen zelf aan over een eventueel verblijf in [land] en een eventueel verblijf in Nederland?
In hoeverre lijken de minderjarigen zich vrij te kunnen uiten?
In hoeverre lijken de minderjarigen de gevolgen van het verblijf in [land] of het verblijf in Nederland te overzien?
Willen de minderjarigen met de rechter(s) spreken en zo ja, wensen de minderjarigen dat de bijzondere curator daarbij aanwezig zal zijn?
De rechtbank verzoekt de bijzondere curator hierbij met de minderjarigen te bespreken dat het gesprek mogelijk met drie rechters gevoerd gaat worden (waarbij er mogelijk twee rechters via een beeldscherm deelnemen).
5. Ziet de bijzondere curator aanleiding om het kindgesprek online te houden?
6. Is het nodig dat er een tolk aanwezig is bij het kindgesprek en zo ja, in welke taal (en indien van toepassing welk dialect)?
7. Zijn er nog bijzonderheden naar voren gekomen die van belang zijn voor de te nemen beslissingen?
Bij beschikking van deze rechtbank van 31 juli 2025 is de beschikking van 4 juli 2025 aangevuld.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om in een gesprek met de rechters hun mening te geven over het verzoek. Zij hebben ervoor gekozen om daar geen gebruik van te maken.
Op 24 juli 2025 is de zaak op de zitting van de meervoudige kamer behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader (digitaal aanwezig) met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat, [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming en de bijzondere curator.
Na de zitting zijn de vader en de moeder in de gelegenheid gesteld om door middel van crossborder mediation, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, tot een minnelijke regeling te komen. Op 7 augustus 2025 hebben beide partijen afzonderlijk de rechtbank bericht dat de mediation niet op korte termijn zal plaatsvinden, maar pas in september. De rechtbank heeft vervolgens in het belang van de kinderen besloten om op heden uitspraak te doen, zodat er voor de start van het nieuwe schooljaar duidelijkheid is over hoe de rechtbank over het verzoek tot teruggeleiding denkt. De rechtbank hoopt dat partijen alsnog, in het belang van de kinderen, zullen deelnemen aan de geplande crossborder mediation. Als de ouders daar een (spiegel)overeenkomst sluiten, kunnen zij in een eventueel hoger beroep verzoeken die aan die beschikking te hechten.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn gehuwd op [datum] 2014 in [plaats 1] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] ;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Omstreeks 11 maart 2025 heeft de moeder met de kinderen de woning van partijen in [plaats 2] , [land] , verlaten en is met de kinderen naar Nederland vertrokken.
  • De vader, de moeder en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.
  • De vader heeft zich niet gemeld bij de Nederlandse Centrale Autoriteit.
  • De moeder heeft op 30 juni 2025 een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland (zaaknummer C/16/596783). Daarnaast heeft zij op 4 juli 2025 bij diezelfde rechtbank een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend (zaaknummer C/16/596109).

Verzoek en verweer

De vader verzoekt:
met toepassing van artikel 13 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering (hierna: de Uitvoeringswet), de onmiddellijke terugkeer van de kinderen te bevelen uiterlijk op 1 augustus 2025, althans de terugkeer van de kinderen vóór een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum te bevelen, waarbij de vader de kinderen zal ophalen in Nederland en zal terugbrengen naar [land] en te bevelen dat de moeder de kinderen met de benodigde geldige reisdocumenten op die datum dient te overhandigen aan de vader;
de vader te machtigen deze beschikking zo nodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
te bepalen dat de Stichting Jeugdbescherming zal worden belast met de voorlopige voogdij over de minderjarigen, tot het moment van afgifte aan de vader dan wel teruggeleiding naar [land] ;
met veroordeling van de moeder in de proceskosten en de kosten die de vader heeft moeten maken in verband met de ontvoering en teruggeleiding,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer tegen het verzoek van de vader, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt de moeder zelfstandig om de vader in de proceskosten te veroordelen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht om kennis te nemen van het onderhavige teruggeleidingsverzoek op grond van artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), aangezien de moeder haar woonplaats in Nederland heeft (vgl. HR 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1085).
De vader heeft zijn verzoek gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Hoewel [land] geen partij zijn bij het Verdrag, is volgens artikel 2 van de Uitvoeringswet deze wet ook van toepassing in de gevallen van internationale ontvoering van kinderen die niet door een verdrag worden beheerst.
Op grond van artikel 11 lid 1 van de Uitvoeringswet is de rechtbank Den Haag bevoegd kennis te nemen van alle zaken met betrekking tot de gedwongen afgifte van een internationaal ontvoerd kind aan degene wie het gezag daarover toekomt en de teruggeleiding van een zodanig kind over de Nederlandse grens.
De rechtbank ziet in het bepaalde in artikel 2 en artikel 13 lid 3 van de Uitvoeringswet aanleiding de regels van het Verdrag naar analogie toe te passen. Dit neemt niet weg dat de teruggeleidingsrechter in niet door het Verdrag bestreken gevallen van internationale kinderontvoering in het algemeen de nodige ruimte heeft om, indien daartoe aanleiding bestaat, af te wijken van de verdragsregeling (zie Hof Den Haag 19 oktober 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2020). De rechtbank ziet evenwel in het door de moeder gestelde geen aanleiding om in dit geval een ruimer toetsingskader te hanteren dan uit het Verdrag volgt. De rechtbank overweegt daarbij nog dat, zoals tijdens de zitting ook besproken, de beoordeling hier niet gaat over de vraag in welk land de kinderen verder moeten opgroeien, maar over de vraag in welk land [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] moeten verblijven in afwachting van de beslissing in de daarover door partijen te voeren procedure.
Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.
Ongeoorloofde overbrenging of vasthouding in de zin van artikel 3 van het Verdrag
Er is sprake van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde vasthouding in de zin van het Verdrag wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren geschiedt in strijd met een gezagsrecht ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en dit recht alleen of
gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden (artikel 3 van het Verdrag).
Gewone verblijfplaats
Niet in geschil lijkt te zijn dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onmiddellijk voor hun overbrenging naar Nederland hun gewone verblijfplaats in [land] hadden. Voor zover de moeder heeft bedoeld aan te voeren dat de kinderen voorafgaand aan hun overbrenging in maart 2025 naar Nederland al hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, met haar stelling dat partijen pas medio 2021 naar [plaats 2] zijn verhuisd, nog twee woningen in [geboorteplaats 1] bezitten en voor hun uiteengaan meerdere keren hebben gesproken over een terugkeer naar Nederland, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat het begrip ‘gewone verblijfplaats’ van het kind een feitelijk begrip is waaraan inhoud wordt gegeven door de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Daarbij gaat het, kort weergegeven, om de plaats waarmee het kind onmiddellijk voorafgaand aan zijn overbrenging of vasthouding maatschappelijk de nauwste bindingen heeft. Gelet op het feit dat de kinderen al vier jaar in [plaats 2] woonden, daar naar school gingen en sport beoefenden ( [de minderjarige 1] voetbal en [de minderjarige 2] tennis) oordeelt de rechtbank dat de gewone verblijfplaats van de kinderen voorafgaand aan hun overbrenging in maart 2025 naar Nederland in [plaats 2] was.
Gezag
Niet in geschil is dat het gezagsrecht gezamenlijk daadwerkelijk werd uitgeoefend op het tijdstip van de overbrenging, dan wel zou zijn uitgeoefend, indien de overbrenging niet had plaatsgevonden.
Toestemming overbrenging/vasthouding
Voor zover de moeder heeft willen betogen dat zij toestemming van de vader had om met de kinderen naar Nederland te vertrekken overweegt de rechtbank het volgende. Gebleken is dat de ouders omstreeks 11 maart 2025 ruzie hebben gehad en dat de moeder vervolgens met de kinderen naar Nederland is gereisd zonder de vader daarvan op de hoogte te stellen. De rechtbank leidt hieruit af dat de vader geen toestemming heeft gegeven voor de overbrenging van de kinderen naar Nederland.
De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de overbrenging van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar Nederland aangemerkt dient te worden als ongeoorloofd in de zin van artikel 3 van het Verdrag.
Onmiddellijke terugkeer in de zin van artikel 12 van het Verdrag
Op grond van artikel 12 lid 1 van het Verdrag wordt de onmiddellijke terugkeer van een kind gelast wanneer er minder dan één jaar is verstreken tussen de overbrenging of het niet doen terugkeren van een kind en het tijdstip van indiening van het verzoek bij de rechtbank.
Nu er minder dan één jaar is verstreken tussen de overbrenging van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar Nederland en het tijdstip van indiening van het verzoek, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of zij in Nederland zijn geworteld en dient in beginsel de onmiddellijke terugkeer van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te volgen, tenzij er sprake is van één of meer weigeringsgronden als bedoeld in artikel 13 van het Verdrag.
De moeder betoogt dat er sprake is van de weigeringsgronden, zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 sub a en artikel 13 lid 1 sub b van het Verdrag. De rechtbank overweegt als volgt.
Weigeringsgrond ex artikel 13 lid 1 sub a van het Verdrag
Op grond van artikel 13 lid 1 sub a van het Verdrag is de rechter van de aangezochte Staat niet gehouden de terugkeer van het kind te gelasten indien de persoon die zich tegen de terugkeer verzet, aantoont dat de persoon die de zorg had voor de persoon van het kind, het recht betreffende het gezag niet daadwerkelijk uitoefende ten tijde van de overbrenging of het niet doen terugkeren, of naderhand in deze overbrenging of het niet doen terugkeren had toegestemd of berust.
De moeder stelt dat de vader heeft berust in de overbrenging van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar Nederland. Zij heeft in dat kader verschillende appberichten overgelegd. De vader heeft zich hiertegen verweerd en in dat kader ook appberichten overgelegd. De rechtbank zal hieronder de relevante berichten op chronologische volgorde weergeven om vervolgens een beoordeling te geven van de conclusies die de ouders uit de berichten trekken.

10 april

(productie 9 moeder)

Vader: Kan je zeggen of de kinderen terugkomen?
Als je geen antwoord geeft dan is dat ook een antwoord en dan ga ik er vanuit dat dat niet zo is en dat ze in Nederland naar school gaan vanaf nu
[…]
Ik zal accepteren als jij niet meer verder wil en ik zal accepteren dat de kinderen niet terug komen

18 april

(productie 10 moeder)

Moeder: En naar [plaats 2] komen wij niet meer terug!
Vader: […]
Wist ik al en is ook okay
(productie X vader)
Vader: M’n kinderen en ik wonen hier
Moeder: Daarom bespreek ik t met je nu
Vader: Hier is hun school huis leven
Breng jij ze onwettig naar Alaska of NL dan moet je dat via de staat doen Of met je 4 lopende zaken die voor mij had afgelaten omdat ik je afhankelijk wilde maken [smiley]
Moeder: Onwettig? Nadat je mij hebt aangeraakt en niet de woning wilde verlaten? Are you serious?
Vader: Woning verlaten? We hebben nooit iets besproken

28 april

(productie VIII vader)

Moeder: […] We hebben ons gesprek niet kunnen afmaken. Maar zoals ik vorige keer heb voorgesteld ben ik bereid om naar [plaats 2] terug te komen met ze zodat ze school/voetbal/tennis kunnen afmaken. Zolang ik een eigen woning, auto en een vast bedrag van je krijg om de dagelijkse dingen te doen. […]

1.mei

(productie 2 bij productie 2 moeder)

Vader: […] De financiën zijn er nu niet om aan jouw eisen te voldoen om de kinderen en ik te herenigen hier dus dat betekent dat jullie in Nederland blijven. Je moet school hier contacten en zeggen dat de kids niet terug komen want van mij nemen ze het niet aan omdat jij ze andere info hebt gegeven paar weken terug. […]
(productie X vader)
Vader: Ik heb je aangegeven dat ik financieel niet aan jouw eisen kan voldoen. Ik heb je verschillende opties aangeboden maar je houdt vast aan jouw voorwaarden. Het is nu wederom overduidelijk dat je de kinderen wil gebruiken als chantage middel en dat jij de kinderen bewust bij me weghoudt terwijl ik net zoveel recht op ze heb als jij. Ik heb ze nu bijna 2 maanden niet gezien en ze zijn meer dan een maand niet mart school geweest. Wederom ben je niet voor rede vatbaar dus je laat me geen andere keuze dan voor ze te gaan vechten binnen de regels van de wet.

3.mei

(productie X vader)

Vader: Als je whatsapp deblokkeert of je signal of telegram opent dan kan ik je de screenshots sturen waar ik aangaf de financiën niet te hebben en dat heb ik je ook telefonisch gezegd. Ik heb net nog een mail gekregen van de bank over de lening aanvraag, kan ik je ook sturen. Je houdt wel de kinderen weg want je hebt ze illegaal meegenomen en ze nooit teruggebracht. Ook kan ik je niet videobellen of bellen en kan ik geen contact hebben met [de minderjarige 2] behalve wanneer ze met [de minderjarige 1] is wat er voor heeft gezorgd dat ik haar een handvol keer heb gesproken in 7 weken tijd. Ik heb jou meerdere opties aangegeven en de laatste keer aan de tel heb ik nog gezegd dat ik het huis zal verlaten. Nu ik het geld hem om wel iets te huren beslis je alsnog om de kinderen niet te laten komen. Je misbruikt je macht omdat ze nu bij jou zijn en gebruikt hen omdat wij issues hebben. Als ik de kinderen zo had meegenomen dan was jij naar alles politie rechters en advocaten gegaan en had je me overal aangeklaagd. Jij wil mij gewoon zien branden en gebruikt de kinderen nu als wapen. Maar de grootste schade is voor hen nu dat jij mij uit hun leven houdt. Feit is dat nu ik wel aan jouw eisen kan voldoen je alsnog niet de kinderen laat komen.
[…]
Maar ik wil geen ruzie of verwijten maken, ik wil graag dat de kinderen terugkomen en de financieel hoge eisen die jij stelt daar kan ik nu aan voldoen en dat kon ik voor gisteren niet.
En in ons laatste gesprek aan de tel heb ik je nog gezegd dat jij dan in het huis kan en dat ik dan wel zie waar ik blijf en hoe ik het doe met m’n kleding etc. Jij hebt dat als 1 van de opties afgewezen. Ook de optie dat jij deze 2 maanden in NL blijft, waar ik ook de woning betaal, en de kids hier zet heb je afgewezen. Je hebt alles afgewezen wat ik kon en bleef bij wat ik niet kon. En nu ik kan wat ik niet kon zeg je dat het te laat is. Ik weet niet hoe je dit wil noemen maar het enige waar ik vraag is om zijn de kids.
[…]

9.10 mei

(productie X vader)

Moeder: […] Als we vnv vliegen kan [de minderjarige 1] zondagavond de wedstrijd spelen en viering meemaken met Barça. En kunnen ze maandag naar school gaan. Lukt dat niet laat t ff weten.
Vader: Jullie kunnen vliegen
Moeder: Kan je de vlucht van 21.50 boeken? (Emirates) of anders geld overmaken? Hoe ga ik het doen met het huren van een woning?
Vader: Vlucht moet je zelf doen en woning huren moet je dan kijken als je hier bent en dan betaal ik dat
Moeder: Ok kan je geld overmaken zodat ik de vluchten kan boeken?
[…]
Als we morgenochtend vroeg landen dan moet ik een plek hebben om naartoe te gaan. Het is kort dag, dus misschien eerst ff een hotel?
Vader: Ja moet naar een hotel ja. Vlucht moet je met je eigen geld boeken
Moeder: [de vader] dat gaat niet. Als je niet wilt meewerken dan kunnen we dit niet regelen voor de kids.
Vader: Okay
Moeder: Je gaf aan dat je de financiële middelen had om het te regelen.
Ik doe dit nu voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Omdat school een probleem is en ik t leuk zou vinden voor [de minderjarige 1] als hij voetbal mee kan maken met z’n oude team. Maar ik kan t niet alleen bekostigen en je geeft me ook geen garantie. Dit is precies wat ik vorige week bedoelde. Je bent zo wisselvallig en je ego is een heel groot probleem.
Vader: Jouw vereisten waren een woning, auto en maandgeld voor het nodige.
Moeder: Dus nu ga je geen ticket betalen voor je kinderen? Dat nadat ik ze maanden financieel ondersteun?
Vader: Toen je ze ontvoerde wie heeft toen ticket betaald? Je wil ze niet herenigen met hun vader, dit komt niet uit een plek van goodwill of verantwoordelijkheid. Je zoekt een oplossing omdat ze daar niet naar school kunnen. Bovendien heb ik in maart 4000€ naar je overgemaakt.

7.juli

(productie X vader)

Vader: […] De kinderen hadden hier al deze jaren een goed, rustig en stabiel leven. Ik hoop dat we kunnen praten over hun terugkeer en welke afspraken jij en ik kunnen maken en die op een manier garantie geven waarbij jij zekerheid hebt.
Een leven in NL beschouw ik voor hen niet als een juiste optie omdat ik niet hun leven betrokken kan zijn zoals ik denk dat ze nu en in de toekomst nodig gaan hebben.
[…]
Ik denk niet dat het juist is om zulke dingen af te wachten en de kinderen mij nog langer niet zien dan de 4 maanden die we nu naderen.
Ik hoop dat je het in je hart kan vinden om deze maand met de kinderen te komen zodat zij en ik elkaar weer kunnen zien en aanraken.

8.juli

(productie X vader)

Vader: Kun je terugkomen met de kinderen zodat dit allemaal niet nodig zal zijn? Dan is deze nachtmerrie voorbij
[…]
Jij houdt ze bij mij weg.
Moeder: Juist niet! Je hebt toch gelezen wat ik heb gestuurd? Ik ben zelfs bereid om terug te komen naar [plaats 2] maar wel met voorwaarden die in een scheidingsprocedure moeten komen te staan. Jij hebt laten zien dat je vaker van standpunt veranderd. Dus ik moet zekerheid
[…]
Vader: Ik ben ook vaker van mening veranderd ja. Dat ontken ik niet. Ik ga door een emotionele rollercoaster.
Maar ik wil en wilde altijd mijn kinderen bij me
Moeder: Ik ben nu echt uitgesproken [de vader] ik lijk wel gek dat ik elke keer met je blijf praten en je dit blijft doen. 14 juli gaan de kinderen naar [plaats 3] . Jij bepaalt of dit doorgaat niet ik!
Vader: Nee jij bepaalt dat en jij alleen. Jij hebt ze meegenomen en jij brengt ze niet terug en negeert daarmee hun en mijn wens om samen te zijn. […]
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de inhoud van deze berichten en het feit dat de moeder op de zitting ook heeft gezegd dat de vader wisselvallig was en zijn standpunt steeds verandert, blijkt dat de vader niet consistent heeft berust in het verblijf van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in Nederland. De rechtbank is op basis hiervan van oordeel dat er geen sprake is van ondubbelzinnige berusting in de zin van het Verdrag. Het beroep van de moeder op deze weigeringsgrond slaagt daarom niet.
Weigeringsgrond ex artikel 13 lid 1 sub b van het Verdrag
Op grond van artikel 13 lid 1 sub b van het Verdrag is de rechter van de aangezochte Staat niet gehouden de terugkeer van het kind te gelasten, indien de persoon die zich tegen de terugkeer verzet, aantoont dat er een ernstig risico bestaat dat het kind door zijn terugkeer wordt blootgesteld aan een lichamelijk of geestelijk gevaar, dan wel op enigerlei andere wijze in een ondragelijke toestand wordt gebracht. Het doel en de strekking van het Verdrag brengen met zich dat deze weigeringsgrond restrictief moet worden uitgelegd. De rechtbank benadrukt hierbij dat, aangezien de moeder degene is die zich beroept op een uitzondering waardoor de kinderen niet (met haar) zouden hoeven terug te keren naar [land] , het op haar weg ligt om de onmogelijkheid van een terugkeer – vanwege het ernstig risico op lichamelijk of geestelijk gevaar dan wel het ontstaan van een ondragelijke toestand voor de kinderen – aan te tonen of op zijn minst aannemelijk te maken.
De moeder voert aan dat zij niet terug kan naar [land] . Zij wil niet langer met de vader getrouwd zijn, vanwege het geweldsincident naar aanleiding waarvan zij met de kinderen naar Nederland is vertrokken. Volgens de moeder bagatelliseert de vader dit geweldsincident, wat aantoont dat hij geen erkenning geeft aan haar onveiligheid. De moeder stelt dat zij alleen een leven in [land] kan hebben zolang zij getrouwd is met de vader en dat zij inmiddels in Nederland een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend. De moeder was in [plaats 2] volledig afhankelijk van de vader en heeft daar geen woning, werk, toegang tot vermogen of sociaal netwerk. Haar verblijfstitel in [land] is ook afhankelijk van haar huwelijk met de vader. Als de moeder terug moet keren naar [land] , wat zij niet voornemens is, zou zij niet in staat zijn om zelfstandig in haar levensonderhoud of dat van de kinderen te voorzien. Daarnaast voert de moeder aan dat er tegen de vader een strafrechtelijke procedure in Nederland loopt en dat hij mogelijk gedetineerd zal worden voor langere tijd. De kinderen zouden in dat geval in een ondragelijke toestand worden gebracht, omdat zij dan zonder hun vader in [land] zijn.
Volgens de vader is er geen ernstig risico dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij terugkeer naar [land] worden blootgesteld aan lichamelijk of geestelijk gevaar, dan wel op enigerlei andere wijze in ondragelijke toestand worden gebracht. De vader geeft aan dat hij tijdens een woordenwisseling met de moeder haar op afstand heeft gehouden door haar met zijn hand op haar borst naar achteren te duwen, maar hij betwist dat hij de moeder zou hebben gewurgd. Het ging om een eenmalig incident en in mei 2025 wilde de moeder weer terugkeren naar [plaats 2] . De kinderen hebben zich bij de vader nooit onveilig gevoeld, wat wordt bevestigd in het verslag van de bijzondere curator. Met betrekking tot de strafrechtelijke procedure geeft de vader aan dat de zaak is aangehouden tot februari 2026 en dat de kans groot is dat hij wordt vrijgesproken. Daarnaast heeft de moeder een eigen beautysalon in Nederland die zij vanuit [plaats 2] runde, waar zij eigen inkomsten uit ontvangt. Verder geeft de vader aan dat de moeder bij terugkeer naar [plaats 2] in de gezamenlijke woning kan verblijven, dat hij (tijdelijk) elders zal gaan wonen en dat hij haar en de kinderen financieel zal (blijven) ondersteunen. Ook zullen de verblijfsvergunningen van de moeder en de kinderen makkelijk kunnen worden verlengd via de werkgever van de vader.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder in het licht van de gemotiveerde betwisting van de vader niet heeft aangetoond dat de situatie van artikel 13 lid 1 sub b van het Verdrag zich voordoet en overweegt daartoe het volgende.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de wens van de moeder om in Nederland te blijven, rechtvaardigt die wens niet de conclusie dat het voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onveilig is om terug te keren naar [land] . [de minderjarige 1] heeft juist bij de bijzondere curator aangegeven dat hij eigenlijk graag terug zou willen keren naar [plaats 2] en ook [de minderjarige 2] geeft bij de bijzondere curator aan het in [plaats 2] goed te hebben. Gelet op de wens van de moeder om de relatie niet langer te willen voortzetten begrijpt de rechtbank dat zij niet terug wil keren naar de vader, maar de moeder heeft – gelet op de gemotiveerde betwisting van de vader – onvoldoende onderbouwd dat zij niet kan terugkeren naar [plaats 2] . Hoewel het voor de moeder wellicht niet makkelijk zal zijn, ook in financieel opzicht, om weer in [plaats 2] te verblijven, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat zij niet zelfstandig in [land] zou kunnen functioneren voor de duur van een eventuele procedure. Met de vader is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat de moeder niet zou kunnen werken in of vanuit [plaats 2] . Daarbij komt dat de vader heeft aangeboden om zelf ergens anders te verblijven, zodat de moeder kan terugkeren naar de gezamenlijke woning.
Gelet op het voorgaande, kan de rechtbank niet concluderen dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij terugkeer naar [land] in een ondragelijke toestand zullen komen en/of dat terugkeer naar [land] niet in hun belang zou zijn. Het beroep van de moeder op deze weigeringsgrond slaagt dan ook niet.
Conclusie
Nu er geen sprake is van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 lid a en lid b van het Verdrag en ook niet gebleken is dat er sprake is van een van de overige in artikel 13 van het Verdrag genoemde weigeringsgronden – de moeder heeft hierop ook geen beroep gedaan –, terwijl er minder dan een jaar is verstreken tussen de ongeoorloofde overbrenging van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en de indiening van het verzoekschrift, dient op grond van artikel 12 lid 1 van het Verdrag de onmiddellijke terugkeer van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te volgen.
Afgifte van de minderjarigen
De vader heeft afgifte van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aan hem verzocht. De rechtbank zal daartoe – ondanks het bepaalde in artikel 13 lid 5 van de Uitvoeringswet – niet overgaan, nu zij dat niet in het belang van de kinderen acht. Bovendien is de strekking van het Verdrag (en de Uitvoeringswet) dat het kind wordt teruggeleid naar het land van herkomst zodat daar zo nodig verdere beslissingen over de verblijfplaats van het kind kunnen worden genomen. De rechtbank zal daarom minder toewijzen dan verzocht en de teruggeleiding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bevelen op de na te melden wijze, waarbij afgifte aan de vader pas aan de orde komt als de moeder niet zelf voor teruggeleiding zorgt en dan enkel met het doel [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] terug te geleiden naar [land] .
Voorlopige voogdij
De vader heeft zijn verzoek om te bepalen dat de Stichting Jeugdbescherming zal worden belast met de voorlopige voogdij over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op de zitting ingetrokken, zodat de rechtbank hier niet meer over hoeft te beslissen.
Schorsing tenuitvoerlegging
Op grond van artikel 13 lid 5 van de Uitvoeringswet schorst een eventueel hoger beroep de tenuitvoerlegging van de beschikking, tenzij de rechter in het belang van het kind op verzoek of ambtshalve anders bepaalt. De rechtbank acht het wenselijk dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] een eventuele uitspraak in hoger beroep in Nederland kunnen afwachten en zal het verzoek van de vader om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afwijzen. De rechtbank zal de terugkeer gelasten op uiterlijk 1 september 2025, zijnde de vierde dag na afloop van de termijn waarbinnen hoger beroep tegen onderhavige beslissing kan worden ingediend.
Sterke arm
Op grond van artikel 13 lid 6 van de Uitvoeringswet juncto artikel 813 Rv is van rechtswege voorzien in het met behulp van de sterke arm ten uitvoer leggen van de onderhavige beschikking. Het betreffende verzoek van de vader zal dan ook bij gebrek aan belang worden afgewezen.
Proceskosten
De vader heeft een overzicht van de door hem in verband met de ongeoorloofde overbrenging van de kinderen gemaakte kosten overgelegd en heeft verzocht de moeder te veroordelen tot betaling van deze kosten. De moeder verzoekt de vader te veroordelen in de proceskosten.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich geen bijzondere omstandigheden voor die tot een proceskostenveroordeling zouden moeten leiden. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal de rechtbank de proceskosten daarom compenseren, in die zin dat de vader en de moeder ieder hun eigen kosten dragen.
Bijzondere curator
De rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dat de bijzondere curator de uitspraak van de rechtbank (en eventueel de uitspraak van het Gerechtshof) met hen bespreekt. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de benoeming van de bijzondere curator, voor zover er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing, doorloopt tijdens de appelprocedure. Indien er geen hoger beroep wordt ingesteld dan beschouwt de rechtbank de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure één maand na datum van deze beschikking als beëindigd.

Beslissing

De rechtbank:
gelast de terugkeer van de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] ;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] ,
naar [land] uiterlijk op 1 september 2025, waarbij de moeder de minderjarigen dient terug te brengen naar [land] en beveelt, indien de moeder nalaat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] terug te brengen naar [land] , dat de moeder de minderjarigen met de benodigde geldige reisdocumenten aan de vader zal afgeven uiterlijk op 8 september 2025, opdat de vader [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zelf mee terug kan nemen naar [land] ;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte;
*
beschouwt – voor zover er geen hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing – de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure met ingang van 14 september 2025 als beëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.L. Benink, C.L. Strop en T.M. Coppes, rechters, ook kinderrechters, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 14 augustus 2025.
Van deze beschikking kan -voor zover er definitief is beslist- hoger beroep worden ingesteld binnen twee weken (artikel 13 lid 7 Uitvoeringswet internationale kinderontvoering) na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof Den Haag. In geval van hoger beroep zal de zitting bij het hof - in beginsel - plaatsvinden in de derde of vierde week na deze beslissing.