ECLI:NL:RBDHA:2025:17915

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
NL25.35137 en NL25.35138
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Somaliër op basis van gebrek aan nieuwe elementen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2025, wordt het beroep van eiser, een Somaliër, tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 11 juni 2025 een nieuwe aanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie op 29 juli 2025 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening op 11 september 2025, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig is, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschijnen.

Eiser, geboren in 1998, heeft eerder asielaanvragen ingediend die zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de eerdere afwijzingen en het gebrek aan nieuwe relevante elementen in de opvolgende aanvraag de niet-ontvankelijkheid rechtvaardigen. Eiser stelt dat hij medisch ongeschikt was tijdens het gehoor en dat hij nieuwe verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid heeft, maar de rechtbank oordeelt dat hij geen concrete nieuwe informatie heeft gepresenteerd die zijn aanvraag zou kunnen ondersteunen.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser geen nieuwe elementen heeft aangevoerd die de kans op inwilliging van zijn asielaanvraag aanzienlijk vergroten. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.35137 (beroep) en NL25.35138 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. N. Birrou),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Eiser heeft op 11 juni 2025 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 29 juli 2025 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 11 september 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van verweerder heeft hieraan deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
De vorige asielaanvragen
2. Eiser heeft de Somalische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1998. Bij besluit van 25 augustus 2020 is de eerder aan eiser verstrekte verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht tot 28 januari 2018, omdat eiser is veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf. Eiser heeft ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd gekregen. Eiser heeft op 17 april 2023 een tweede asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 7 september 2023 is deze aanvraag afgewezen. Dit besluit staat in rechte vast. [1] Eiser heeft op 27 december 2023 een derde asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 10 maart 2024 is deze aanvraag afgewezen. Eiser is niet in beroep gegaan tegen dit besluit. Op 22 mei 2024 heeft eiser een vierde asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is op 30 mei 2024 buiten behandeling gesteld. Eiser is niet in beroep gegaan tegen dit besluit.
De huidige opvolgende asielaanvraag
3. Op 11 juni 2025 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarin hij zich net als in de vorige asielprocedures beroept op zijn homoseksuele geaardheid.
Het bestreden besluit
4. Verweerder vindt dat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de opvolgende aanvraag. Verweerder heeft daarom eisers opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Allereerst vindt eiser dat het gehoor opvolgende aanvraag (hierna: gehoor) heeft plaatsgevonden terwijl hij medisch ongeschikt was om zijn asielmotieven volledig en adequaat naar voren te brengen. Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen naar voren heeft gebracht. Eiser is namelijk van mening dat hij uitgebreidere verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid naar voren brengt. Ook stelt eiser dat verweerder had moeten beoordelen of hij in aanmerking komt voor een buitenschuldvergunning. Daarnaast is eiser van mening dat het handhaven van het terugkeerbesluit en inreisverbod disproportioneel en onrechtmatig is en dat ten onrechte niet inhoudelijk is beoordeeld of eiser een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling bij een terugkeer naar Somalië.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk kon verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Is het gehoor zorgvuldig afgenomen?
7. De rechtbank is van oordeel dat er aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat er sprake is van een onzorgvuldig gehoor.
7.1.
Aan het begin van het gehoor geeft eiser aan dat hij zich in staat voelt om gehoord te worden en dat de hoormedewerker nergens rekening mee hoeft te houden. Eiser vermeldt daarbij wel dat hij last heeft van zijn linkeroor en griep heeft. [3] Later in het gehoor vraagt eiser of het gehoor een andere keer kan plaatsvinden, omdat hij continue pijn heeft aan zijn oor en daardoor niet goed kan nadenken en zich niet goed kan concentreren. [4] Ondanks dat eiser meerdere malen heeft aangegeven dat hij wil stoppen met het gehoor vanwege de pijn aan zijn oor, blijkt uit het gehoorrapport niet dat er pauzes zijn ingelast en de hoormedewerker overleg heeft gehad met de senior van dienst over het voortzetten van het gehoor. De rechtbank acht het onzorgvuldig dat de hoormedewerker dit niet heeft gedaan. In plaats daarvan zet de hoormedewerker eiser onder druk door meermaals aan te geven dat hij of zij speciaal voor eiser tijd vrij heeft gemaakt en wordt het gehoor zonder verdere waarborgen voortgezet ondanks dat eiser zegt graag op een andere dag verder te willen gaan. [5] Uiteindelijk wordt het gehoor abrupt afgerond omdat eiser niet langer wilde meewerken. [6]
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat hoewel het gehoor onzorgvuldig is afgenomen, dit nog niet de conclusie rechtvaardigt dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden. De rechtbank kan immers verweerders betoog volgen dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld om toe te lichten waarom hij een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Niet is gebleken dat eiser vanwege zijn oorpijn hier in zijn geheel niet toe in staat was. Tijdens het gehoor is meerdere malen aan eiser gevraagd wat er nieuw is ten opzichte van de vorige aanvragen. Eiser heeft echter geen enkele concrete verklaring afgelegd die ander licht werpt op de eerder ongeloofwaardig geachte homoseksuele geaardheid. Daar komt bij dat eiser de mogelijkheid heeft gehad om correcties en aanvullingen op het gehoor in te dienen. Hier heeft hij echter geen gebruik van gemaakt. Verweerder mocht daarom van de verklaringen die eiser tijdens het gehoor heeft afgelegd uitgaan.
Mocht verweerder vinden dat eiser geen relevante nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd?
8. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw, kan verweerder een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaren als de aanvrager geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd aan deze aanvraag, of als de nieuwe elementen en bevindingen niet relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Nieuwe elementen en bevindingen zijn relevant voor de beoordeling van de opvolgende aanvraag als deze de kans op inwilliging van de asielaanvraag aanzienlijk groter maken. [7]
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk mocht verklaren, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen naar voren heeft gebracht. Tijdens het gehoor heeft eiser verklaard dat hij zich wederom beroept op zijn homoseksuele geaardheid. Eiser heeft echter geen verklaringen afgelegd die erop wijzen dat hij nu meer over zijn geaardheid kan vertellen of een identiteitsgroei heeft meegemaakt. Eisers betoog in de beroepsgronden dat hij nu uitgebreider kan verklaren over zijn geaardheid en dat wegens schaamte en angst niet eerder durfde, leidt niet tot een ander oordeel nu hij dit geenszins heeft geconcretiseerd. Ook in de correcties en aanvullingen op het gehoor of in de zienswijze wordt niet nader onderbouwd welke uitgebreidere verklaringen eiser over zijn homoseksuele geaardheid kan afleggen.
Had verweerder onderzoek moeten doen naar een reguliere verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldcriterium?
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet gehouden was om te beoordelen of eiser in aanmerking komt voor een buitenschuldvergunning, nu verweerder bij een opvolgende aanvraag niet ambtshalve hoeft te toetsen of eiser in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Artikel 3.6ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 voorziet slechts in een ambtshalve toets in het kader van een eerste asielaanvraag. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 1 februari 2021. [8] Het staat eiser vrij om een aparte buitenschuldaanvraag in te dienen.
Is het handhaven van het terugkeerbesluit en het inreisverbod disproportioneel en onrechtmatig?
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in eisers betoog geen aanleiding hoefde te zien om het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet te handhaven. Verweerder mocht hierbij betrekken dat eisers asielrelaas in de eerdere asielprocedure niet geloofwaardig is geacht, eiser in onderhavige opvolgende aanvraag geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd en het dus niet aannemelijk is dat hij bij terugkeer naar Somalië te vrezen heeft. Verder is verweerder niet gehouden om bij een opvolgende aanvraag ambtshalve te toetsen aan artikel 8 van het EVRM. [9] Als eiser een beroep wil doen op artikel 8 van het EVRM, dan kan hij daar een aparte aanvraag voor indienen.
Moest verweerder toetsen of er een reëel risico is op schending van artikel 3 van het EVRM?
11. Bij besluit van 10 maart 2024 heeft verweerder geoordeeld dat eiser bij een terugkeer naar Somalië geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. De rechtbank is van oordeel dat eiser in onderhavige opvolgende aanvraag geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat de veiligheidssituatie in Somalië is gewijzigd ten opzichte van de situatie ten tijde van het besluit van 10 maart 2024. Ook heeft eiser geen nieuwe, persoonlijke omstandigheden aangevoerd die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van zijn asielaanvraag. Verweerder hoefde dan ook niet tot een inhoudelijk oordeel te komen.

Conclusie en gevolgen

12. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond.
13. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
14. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.H. van der Velden, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 23 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:18040
2.Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Gehoor opvolgende aanvraag van 10 juli 2025, p. 2.
4.Gehoor opvolgende aanvraag van 10 juli 2025, p. 4 en 5.
5.Gehoor opvolgende aanvraag van 10 juli 2025, p. 5.
6.Gehoor opvolgende aanvraag van 10 juli 2025, p. 6.
7.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2699.
8.Uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 1 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:195.
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.