In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2025, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 13 oktober 2023 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel, kreeg op 23 juli 2025 te horen dat zijn aanvraag kennelijk ongegrond was. De rechtbank behandelt het beroep op 11 september 2025, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister van Asiel en Migratie aanwezig zijn.
Eiser, geboren in 1978 en behorend tot de Igbo-bevolkingsgroep, vreest voor ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria vanwege zijn vermeende verplichting om zijn vader als voodoo-priester op te volgen. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, terecht twijfelt aan de geloofwaardigheid van eisers identiteit. De rechtbank wijst op inconsistenties in de documenten die eiser heeft overgelegd, zoals afwijkende namen en geboortedata.
De rechtbank concludeert dat de vrees van eiser voor vervolging door de geest van de voodoo niet voldoende is onderbouwd en dat er geen reëel risico bestaat op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.