ECLI:NL:RBDHA:2025:17927

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
NL25.32213
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag van Syriër

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van een eiser, afkomstig uit Syrië, die stelde dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was op 21 december 2023 ingediend, en volgens de wet moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De minister had deze termijn echter met negen maanden verlengd, wat rechtmatig was bevonden in een eerdere uitspraak. Gedurende de periode van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold er een besluitmoratorium voor Syrië, waardoor de minister geen beslissingen nam op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. Dit leidde tot een verlenging van de beslistermijn voor asielaanvragen tot maximaal 21 maanden. De rechtbank oordeelde dat de minister uiterlijk op 21 september 2025 moest beslissen op de aanvraag. De eiser had de minister op 22 juni 2025 in gebreke gesteld, maar omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken, werd deze ingebrekestelling als te vroeg ingediend beschouwd. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier J.M. Pattynama, en werd op 3 september 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.32213
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
3. De minister heeft de aanvraag op 21 december 2023 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 De minister heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/34 met negen maanden verlengd.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Stcrt, 2023, 3235. Bij uitspraak van 16 februari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:1859) heeft deze zittingsplaats van de rechtbank de verlenging rechtmatig bevonden.
4. Eiser komt uit Syrië. Met ingang van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold voor Syrië een besluitmoratorium.5 Gedurende de tijd dat het besluitmoratorium van kracht was, besliste de minister niet op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor asielaanvragen die vóór of tijdens de werking van het besluitmoratorium werden ontvangen, is verlengd met één jaar tot ten hoogste 21 maanden.6
5. De minister dient uiterlijk op 21 september 2025 te beslissen op de aanvraag
(21 december 2023 + zes maanden + negen maanden + één jaar, tot in totaal ten hoogste 21 maanden). Eiser heeft de minister op 22 juni 2025 in gebreke gesteld. Aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken, is deze te vroeg ingediend. Het beroep is daarmee kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
J.M. Pattynama, griffier.
5 Stcrt. 2024, 41538.
6 Artikel 43, eerste lid, van de Vw en artikel 2 van het Besluit instelling besluitmoratorium en vertrekmoratorium vreemdelingen afkomstig uit Syrië.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 september 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.