ECLI:NL:RBDHA:2025:17927
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag van Syriër
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van een eiser, afkomstig uit Syrië, die stelde dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was op 21 december 2023 ingediend, en volgens de wet moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De minister had deze termijn echter met negen maanden verlengd, wat rechtmatig was bevonden in een eerdere uitspraak. Gedurende de periode van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold er een besluitmoratorium voor Syrië, waardoor de minister geen beslissingen nam op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. Dit leidde tot een verlenging van de beslistermijn voor asielaanvragen tot maximaal 21 maanden. De rechtbank oordeelde dat de minister uiterlijk op 21 september 2025 moest beslissen op de aanvraag. De eiser had de minister op 22 juni 2025 in gebreke gesteld, maar omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken, werd deze ingebrekestelling als te vroeg ingediend beschouwd. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier J.M. Pattynama, en werd op 3 september 2025 openbaar gemaakt.