ECLI:NL:RBDHA:2025:18046
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bepaling WOZ-waarde en gelijkheidsbeginsel in belastingrechtelijke geschillen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak. De belanghebbende, wonende te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, waarin de waarde van zijn woning op 1 januari 2023 was vastgesteld op € 1.251.000. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 1.022.000. Tijdens de zitting op 11 augustus 2025 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld, en dat de gehanteerde vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar waren. De rechtbank verwierp ook het beroep van de belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel, omdat hij niet voldoende had onderbouwd dat er identieke objecten waren die lager waren gewaardeerd. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.