3.5Bewijsoverwegingen feiten 1 en 3
De verdachte wordt onder feit 1 ervan verdacht dat hij de aangeefster [aangeefster] op twee verschillende momenten heeft verkracht, dan wel ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd en onder feit 3 dat hij haar gedwongen heeft seksuele handelingen te ondergaan en bij zichzelf te verrichten, en daarvan dan beeldmateriaal te maken en aan hem te sturen.
Feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte en de aangeefster op 16 mei 2024 en 28 juni 2024 seks met elkaar hebben gehad. Het ging daarbij om orale seks (de verdachte heeft zich door de aangeefster laten pijpen). Ook heeft de verdachte zijn penis in de vagina van aangeefster gebracht. Volgens de verdachte heeft de seks beide keren plaatsgevonden met instemming van de aangeefster en was er sprake van vrijwilligheid. De aangeefster heeft daarentegen verklaard dat zij zich gedwongen voelde om naar de twee afspraken met de verdachte te gaan, omdat de verdachte dreigde om video’s met seksueel beeldmateriaal van haar online te zetten. Uit angst voor de verspreiding van deze video’s, is de aangeefster naar de afspraken met de verdachte gegaan en heeft zij seksuele handelingen met de verdachte moeten ondergaan. Op de telefoon van de verdachte zijn meerdere video’s met seksueel beeldmateriaal van de aangeefster aangetroffen. Hij heeft deze video’s gedeeld met zijn neef. Dit laatste heeft de verdachte ter zitting ook bekend.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van één of meer handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam en in hoeverre de video’s daarbij een rol hebben gespeeld, en dus of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en/of dwang.
Juridisch kader
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het is voldoende dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, die afkomstig is van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring van de aangeefster en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. Daarnaast geldt dat een voor het bewijs gebruikte verklaring op zichzelf ook voldoende betrouwbaar moet zijn. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
28 juni 2024
Op 16 mei 2024 hebben de verdachte en aangeefster seks met elkaar gehad. In haar aangifte heeft de aangeefster verklaard dat de verdachte op 27 juni 2024 (weer) contact met haar heeft gezocht via sociale media. De verdachte heeft naar de aangeefster berichten gestuurd waarin hij zei dat zij weer seks met hem moest hebben of dat hij anders filmpjes waarop zij seksuele handelingen verricht met zichzelf op Telegram zou zetten.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat er tussen de verdachte en de aangeefster gesprekken hierover hebben plaatsgevonden via Snapchat. De verdachte heeft naar de aangeefster een bericht gestuurd en gezegd “kom neuken”. De aangeefster heeft dit geweigerd. De verdachte heeft vervolgens berichten gestuurd naar de aangeefster die aansluiten bij hetgeen zij heeft verklaard bij de politie, namelijk dat hij haar dwingende berichten heeft gestuurd met de inhoud dat zij de volgende dag in de Primark seks met hem moest hebben of dat hij anders een video met seksueel beeldmateriaal van haar op Telegram zou zetten. De verdachte heeft zijn bedreiging kracht bijgezet door een bericht te sturen dat hij ook een intieme video van de aangeefster online kon zetten waarop haar hoofd te zien was en zij dus herkenbaar was. De aangeefster heeft vervolgens gereageerd dat zij alleen naar de Primark zou komen onder de voorwaarde dat hij de naaktbeelden van haar zou verwijderen.
Op 28 juni 2024 is de aangeefster naar de Primark gegaan en heeft zij de verdachte daar ontmoet. De aangeefster heeft verklaard dat zij vervolgens met de verdachte een pashokje in is gegaan. Daar heeft de verdachte de aangeefster bij haar hoofd naar beneden geduwd en haar hand bij zijn geslachtsdeel gelegd. De verdachte duwde vervolgens zijn geslachtsdeel in de mond van de aangeefster en bewoog deze op en neer. Vervolgens heeft de verdachte de aangeefster omgedraaid, haar rug naar beneden geduwd en heeft haar vervolgens gepenetreerd met zijn geslachtsdeel.
Verklaringen aangeefster
In haar verklaringen bij de politie heeft de aangeefster gedetailleerd en consistent verklaard over de plaats, de aanleiding en de context van de seksuele handelingen, alsmede over de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. Dat de aangeefster in haar eerste verklaring bij de politie niet gedetailleerd heeft beschreven waar de seksuele handelingen uit bestonden, maar heeft gezegd dat zij tegen haar wil is misbruikt door de verdachte, doet daar volgens de rechtbank niet aan af. De daarop volgende verklaringen van de aangeefster waarin zij wel gedetailleerd verklaard heeft over de seksuele handelingen, komen authentiek over op de rechtbank. Over de aard van de seksuele handelingen heeft de verdachte bovendien een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank komt al met al tot de conclusie dat de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar en geloofwaardig kunnen worden aangemerkt en daarom als basis voor het bewijs kunnen dienen.
Steunbewijs
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verklaring van de aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal afkomstig van een andere bron. De rechtbank beantwoordt ook die vraag bevestigend en neemt daarbij het volgende in aanmerking.
De verklaring van de aangeefster wordt onderbouwd door getuige [getuige 1] . Op 28 juni 2024 hebben de getuige en de aangeefster contact met elkaar via Snapchat, vlak voordat de aangeefster met de verdachte had afgesproken. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangeefster de getuige berichten heeft verstuurd waarin zij aangaf dat de verdachte een dag eerder contact met haar had opgenomen en tegen haar had gezegd dat ze seks met hem moest hebben of dat hij anders dingen (de rechtbank begrijpt: intieme video’s van haarzelf) die zij tijdens haar relatie met de neef van de verdachte aan die neef zou hebben gestuurd, op Telegram zou zetten. De aangeefster had contact met de getuige op het moment dat zij onderweg was naar de afspraak met de verdachte in de Primark. De aangeefster heeft vervolgens 40 minuten lang niet meer gereageerd op de berichten van de getuige. Na afloop van de afspraak tussen de verdachte en de aangeefster in de Primark, heeft de aangeefster aan de getuige verteld dat zij seks heeft gehad met de verdachte.
Ook door de getuige [getuige 2] wordt de verklaring van de aangeefster op belangrijke punten ondersteund. Deze getuige heeft verklaard dat de verdachte heeft gedreigd dat hij intieme video’s van de aangeefster zou gaan posten als zij niet opnieuw seks met hem zou hebben. Volgens de getuige [getuige 2] heeft de aangeefster nogmaals met de verdachte afgesproken, uit angst dat de intieme filmpjes online zouden worden gezet.
Dwingen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of in de onderhavige zaak sprake is geweest van ‘dwingen’ in de zin van artikelen 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), zoals dat gold ten tijde van de ten laste gelegde feiten, in die zin dat er sprake is van geweld en/of andere feitelijkheden (of de bedreiging daarmee) die hebben geleid tot het ondergaan van handelingen die het slachtoffer zonder dat geweld of die feitelijkheden (of de bedreiging daarmee) niet zou hebben verricht of laten gebeuren. Het gaat om handelingen waaraan het slachtoffer zich ‘naar redelijke verwachting’ niet heeft kunnen onttrekken. Ook moet er bij de verdachte sprake zijn van opzet, in die zin dat de verdachte opzettelijk een zodanige druk heeft uitgeoefend dat het slachtoffer zich daartegen naar redelijke verwachting niet heeft kunnen verzetten of zich niet of alleen zeer moeilijk aan het handelen heeft kunnen onttrekken. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Er moet sprake zijn van onvrijwilligheid en van onvermijdbaarheid. De verdachte moet hebben geweten van de onvrijwilligheid aan de kant van het slachtoffer én moet opzettelijk een situatie in het leven geroepen hebben waaraan het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet heeft kunnen onttrekken. Het is hierbij ook voldoende als de verdachte de aanmerkelijke kans op de onvrijwilligheid en de onvermijdbaarheid willens en wetens heeft aanvaard (voorwaardelijk opzet).
De rechtbank is van oordeel dat er in deze situatie sprake is geweest van de hiervoor bedoelde dwang door feitelijkheden en geweld. De aangeefster heeft verklaard dat zij tegen de verdachte heeft gezegd dat ze geen seks met hem wilde. Naar aanleiding van de berichten die de verdachte stuurde waarin hij dreigde de video’s van de aangeefster online te zetten als zij geen seks met hem zou hebben, is de aangeefster alsnog naar de afspraak met de verdachte gegaan en heeft zij seks met hem gehad, waarbij de verdachte haar heeft geduwd en omgedraaid.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zelf niet veel ervaring heeft en dat zijn neef heeft gezegd dat hij zulke berichten naar de aangeefster moest sturen. De verdachte heeft – naar eigen zeggen – daarom het afspreken met de aangeefster op deze manier aangepakt en was zich er geenszins van bewust dat de aangeefster dit alles onvrijwillig heeft ondergaan en dat de dreiging met het online zetten van intieme video’s heeft bewerkstelligd dat de aangeefster seks met hem had.
Ter zitting heeft de verdachte in dat verband verder verklaard dat de seks op 28 juni 2024 tussen hem en de aangeefster vrijwillig was, en dat ook het eerdere seksuele contact op 16 mei 2024 vrijwillig was en dat vóór dát seksuele contact niet gedreigd was met het online zetten van intieme video’s.
De rechtbank acht het om te beginnen ongeloofwaardig dat wanneer er op 16 mei 2024 vrijwillige seks zou hebben plaatsgevonden, het dreigen met het online zetten van de intieme video’s nodig was om een afspraak met de aangeefster te kunnen maken om opnieuw seks met haar te hebben. De rechtbank acht het volstrekt onaannemelijk dat de verdachte dit slechts deed, omdat dit meer spanning zou geven en hij in de veronderstelling was dat dit zo hoorde te gaan. Hij heeft verklaard dat hij niet dacht dat het dreigen met het online zetten van intieme video’s van de aangeefster een rol speelde bij het hebben van seks, en dat de aangeefster dat in zijn beleving ook niet erg vond. De rechtbank acht dit een ongeloofwaardige verklaring, mede in het licht van de inhoud van de chatgesprekken tussen de verdachte en zijn neef, en de inhoud van de chatgesprekken met de aangeefster. De verdachte stuurt aan de aangeefster op 27 juni 2024 berichten met de inhoud “kom gw kk neuken of ik zet je op tg” en “kan ook die met je hoofd zetten he”. De aangeefster reageert met “ik kom morgen alleen als je dat vw”. Vervolgens stuurt de verdachte de aangeefster opdrachten om seksuele handelingen bij zichzelf te verrichten en zegt ook daarbij “ga je nog beginnen of telegram”, en (later): “is 2 klikken en je staat online”. Ook zegt de verdachte tegen de aangeefster dat ze iets sexy’s aan moet trekken en dat hij alles bepaalt.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de aangeefster een bericht heeft gestuurd naar de verdachte dat zij hem kan aansteken als zij in zijn buurt komt. De rechtbank begrijpt dat de aangeefster op dat moment ziek was. De verdachte heeft hierop gereageerd door te zeggen dat dit hem niet boeit en dat ze gewoon moet komen. Hoewel deze laatste berichten van een latere datum zijn, dragen zij wel bij aan het bewijs dat er bij de aangeefster geen sprake was van vrijwilligheid. Tijdens de seksuele handelingen heeft de verdachte bovendien enige mate van geweld gebruikt door de aangeefster te duwen en om te draaien. Dat de aangeefster zich tijdens de seksuele handelingen niet hevig heeft verzet maakt dat niet anders, nu een groot gedeelte van de dwang waarmee de weerstand van de aangeefster is gebroken is uitgeoefend door te dreigen met het online zetten van de video’s. Zwaardere vormen van geweld tijdens de seks waren daardoor niet nodig om de aangeefster op het moment zelf te dwingen tot het ondergaan van de seksuele handelingen.
In de hiervoor geschetste context - te weten het meermalen dreigen met online zetten van intieme video’s - kan er aan de zijde van de aangeefster niet worden gesproken van vrijwilligheid. Al deze omstandigheden wijzen er juist op dat de verdachte dwingend was richting de aangeefster en dat er ten tijde van de seks geen sprake was van vrijwilligheid aan de zijde van de aangeefster. Door op deze manier te handelen heeft de verdachte de aangeefster in een zodanige door hem veroorzaakte bedreigende situatie gebracht dat zij zich naar redelijke verwachting niet aan de seksuele handelingen heeft kunnen onttrekken.
De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het creëren van een voor de aangeefster dwingende en onvermijdbare situatie. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de aangeefster zich gedwongen voelde om met de verdachte af te spreken en deze seksuele handelingen te plegen en te ondergaan, uit de angst die was ontstaan door de dreiging dat haar video’s online zouden worden verspreid. Het is invoelbaar dat de dreiging dat de video’s waarop de aangeefster seksuele handelingen verricht met zichzelf, zeer ingrijpend is voor een minderjarig meisje. Dat geldt zeker in een tijd waarin sociale media een grote rol spelen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat ook de verdachte zich, in ieder geval in enige mate, bewust was van de dreiging die kan uitgaan van het hebben en mogelijk verspreiden van dergelijke video’s, omdat hij op de vraag van de aangeefster om zelf video’s te maken antwoordt dat dat bij hem niet werkt, en dat hij “geen kk sukkeltje is”. De verklaring van de verdachte die er op neer komt dat hij zich van de dreiging van het online zetten van seksueel beeldmateriaal helemaal niet bewust is geweest, acht de rechtbank dan ook volstrekt ongeloofwaardig in het licht van de inhoud van de bewijsmiddelen.
Gelet op de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van aangeefster op 28 juni 2024.
16 mei 2024
Op 15 mei 2024 heeft de aangeefster een bericht van de verdachte gekregen waarin hij zei: ‘neuken of telegram’. De aangeefster kreeg vervolgens een intieme video van zichzelf doorgestuurd. Volgens de aangeefster betreft dit een video die zij naar de neef van de verdachte had gestuurd, waarmee zij in 2023 een relatie had gehad. De verdachte heeft vervolgens een bericht gestuurd en gezegd dat de aangeefster op 16 mei 2024 naar de Megastores in Den Haag moest komen en als zij niet zou komen of te laat zou zijn, dat hij de video zou verspreiden op sociale media. Uit angst dat de video’s online zouden komen, is de aangeefster naar de Megastores in Den Haag gegaan. Eenmaal daar heeft de verdachte haar meegenomen naar de wc en deed hij de deur op slot. Hij heeft haar vervolgens tegen de muur geduwd en begon haar te zoenen. Aangeefster heeft de verdachte daarop weggeduwd. De verdachte heeft daarop gereageerd door te zeggen dat de aangeefster met twee klikken online staat. De verdachte heeft vervolgens de aangeefster bij haar rug naar beneden geduwd en is met zijn penis in haar vagina gegaan. Ook heeft de verdachte zijn penis in de mond van de aangeefster geduwd.
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte dezelfde handelswijze hanteerde voorafgaand aan de afspraken waarbij seksuele handelingen hebben plaatsgevonden op 16 mei 2024 en op 28 juni 2024. De verdachte heeft beide keren gedreigd intieme video’s van de aangeefster op Telegram te plaatsen. Gelet op de verklaringen van de aangeefster die overeenkomen met de Snapchatgesprekken die zien op de afspraak van 28 juni 2024, vindt de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat het tot stand brengen van de afspraak op 16 mei 2024 anders zou zijn verlopen dan het tot stand brengen van de afspraak op 28 juni 2024. De verklaring van de verdachte dat de intieme filmpjes bij het maken van de afspraak op 16 mei 2024 geen enkele rol hebben gespeeld, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Dat maakt dat de rechtbank ook bewezen acht dat de verdachte op 16 mei 2024 seksuele handelingen tegen de wil van de aangeefster heeft verricht, en dat dat is gebeurd onder de dreiging met het online zetten van intieme video’s van de aangeefster. Ook hierbij is enige mate van geweld gebruikt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich op 16 mei 2024 en op 28 juni 2024 schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 Dwang
Voor een bewezenverklaring van artikel 284 Sr is vereist dat iemand wederrechtelijk is gedwongen iets te doen, na te laten of te dulden door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging hiermee. De gedragingen van de verdachte moeten met andere woorden een zodanige psychische druk opleveren dat het slachtoffer hieraan geen weerstand kon bieden en zich gedwongen voelde te voldoen aan hetgeen van hem werd verlangd.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de dwang bij de verkrachtingen, overweegt de rechtbank dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen met hem door te dreigen intieme filmpjes van haar online te zetten. In hetzelfde gesprek waarin de verdachte onder dreiging van het online zetten van de filmpjes de aangeefster dwingt om seks met hem te hebben, heeft hij haar eveneens gedwongen filmpjes te sturen waarop zij seksuele handelingen met zichzelf verricht. De verdachte heeft daarbij dwingende berichten verstuurd met de opdracht dat de aangeefster zichzelf moest filmen terwijl zij zichzelf vingerde. Als de aangeefster vervolgens niets stuurt, zet de verdachte zijn dwingende woorden kracht bij door te dreigen eerdere video’s van haar online te zetten. De rechtbank is van oordeel dat deze feitelijkheden van zodanige aard waren dat zij in de gegeven omstandigheden leidden tot een zodanige psychische druk dat de aangeefster hieraan geen weerstand heeft kunnen bieden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit van oordeel dat ook dit feit wettig en overtuigend is bewezen.