Deze uitspraak betreft het beroep dat eiseres heeft ingediend naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank van 21 februari 2025. In die uitspraak werd de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen zes weken opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiseres. De minister heeft deze termijn echter niet nageleefd, wat aanleiding gaf tot het huidige beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat er een uitdrukkelijke termijn was gesteld door de rechtbank in de eerdere uitspraak.
De rechtbank constateert dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is. De rechtbank geeft de minister een nadere beslistermijn van twee weken om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 453,50, omdat zij juridische bijstand heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 4 september 2025, en de beslissing houdt in dat de minister verplicht is om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien de minister dit niet doet, verbeurt hij een dwangsom. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres.