ECLI:NL:RBDHA:2025:2767

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
NL24.43255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geloofwaardigheid van de identiteit van een asielzoeker door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De minister had de asielaanvraag van eiseres ingewilligd, maar haar identiteit ongeloofwaardig geacht. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Jansen, is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 29 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar waarnemer aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.

De rechtbank overweegt dat eiseres procesbelang heeft, omdat een ongeloofwaardige identiteit in de toekomst problemen kan opleveren bij het aanvragen van een Nederlands paspoort. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de identiteit van eiseres ongeloofwaardig is geacht. De rechtbank concludeert dat de minister het besluit moet heroverwegen en binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres, vastgesteld op € 1.814,-.

De rechtbank vernietigt het besluit van 11 oktober 2024, uitsluitend voor zover het de ongeloofwaardige identiteit betreft, en benadrukt dat de minister de overgelegde documenten en verklaringen van eiseres niet voldoende heeft meegewogen in zijn besluitvorming. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 februari 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.43255
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Jansen),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.E. Thijssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 11 oktober 2024 (het bestreden besluit), waarin de minister de asielaanvraag van eiseres heeft ingewilligd, maar de gestelde identiteit van eiseres niet geloofwaardig heeft geacht.
1.1.
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft hiertegen beroep ingesteld. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. F.J. Hoppenbrouwer als waarnemer van de gemachtigde van eiseres, A. Ben Mohammed als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
2. In deze zaak ziet de rechtbank zich eerst voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij deze procedure. De minister stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van procesbelang, omdat de asielaanvraag van eiseres is ingewilligd en de gegevens die eiseres heeft opgegeven ten aanzien van haar identiteit zijn gebruikt. Volgens de minister valt niet in te zien hoe eiseres op dit moment in een betere positie kan verkeren. Eiseres stelt echter dat zij wel degelijk procesbelang heeft. Als eiseres in de toekomst eventueel een Nederlands paspoort wil aanvragen kan haar ongeloofwaardig bevonden identiteit aan haar tegengeworpen worden. Hierdoor zal het moeilijker zijn voor eiseres om een Nederlands paspoort te verkrijgen.
3. De rechtbank is van oordeel dat eiseres procesbelang heeft bij deze procedure. Het kan niet worden uitgesloten dat eiseres belang heeft bij een geloofwaardig bevonden identiteit. De rechtbank verwijst daarvoor bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 september 20211. Hierin is aangenomen dat een vreemdeling nog wel procesbelang heeft, omdat er een eventuele nareisprocedure opgestart kan worden waarbij de identiteit van eiseres van belang is. Daarbij komt dat aan eiseres, in de toekomst bij het verkrijgen van een Nederlands paspoort, kan worden tegengeworpen dat haar identiteit ongeloofwaardig is geacht. Bij beide procedures is niet uitgesloten dat het bestreden inwilligende besluit zal worden betrokken. Dat eiseres daar dan op dat moment over moet klagen, volgt de rechtbank niet. De geloofwaardigheid van de identiteit van eiseres ligt in deze procedure ter beoordeling voor en in het kader van het procesbelang moet uitsluitend worden beoordeeld of eiseres belang heeft bij een oordeel hierover. Dat is, gelet op wat hiervoor is overwogen, het geval. Omdat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van procesbelang, zal de rechtbank deze zaak inhoudelijk beoordelen.
Het bestreden besluit
4. In het bestreden besluit heeft de minister de nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht, maar de identiteit van eiseres is ongeloofwaardig geacht. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft hiertegen beroepsgronden ingediend. De rechtbank bespreekt deze beroepsgronden hieronder.
Standpunten partijen over ongeloofwaardig bevonden identiteit
5. Eiseres stelt dat er sprake is van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. Naar aanleiding van de zienswijze is de minister tot de conclusie gekomen dat de nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn, maar dat haar identiteit ongeloofwaardig blijft. De minister heeft dit in het bestreden besluit niet gemotiveerd. De minister heeft zich daarbij ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres met betrekking tot de foto’s van het Griekse verblijfsdocument en het Syrische paspoort niet geloofwaardig worden geacht. Eiseres heeft hierover immers duidelijk verklaard. Daarbij komt dat het onredelijk is om op basis van het onderzoek dat Bureau Documenten heeft gedaan naar aanleiding van de foto’s op deze documenten en een foto van eiseres tot de conclusie te komen dat eiseres degene is op al deze foto’s. De conclusie van het onderzoek is namelijk slechts dat de bevindingen enige steun geven aan de hypothese dat de persoon die is afgebeeld op de foto’s dezelfde persoon is. Daarnaast heeft eiseres ook een familieuittreksel en een individueel uittreksel van haarzelf en van haar zus overgelegd. Het valt niet in te zien waarom, ondanks deze documenten, de identiteit van eiseres niet geloofwaardig wordt geacht. Eiseres heeft vanaf het begin van de asielprocedure namelijk al gesteld dat zij [eiseres] is, dat staat ook in deze uittreksels en onder deze naam is zij ook bekend in Griekenland.
6. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat het juist is dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat, maar dat dit gebrek gepasseerd kan worden met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarbij heeft de minister in het verweerschrift gemotiveerd waarom de identiteit van eiseres ongeloofwaardig is bevonden. Hiertoe heeft de minister overwogen dat niet valt in te zien dat eiseres nooit in het bezit is geweest van een Syrische identiteitsdocumenten. Vanaf veertienjarige leeftijd geldt immers een identificatieplicht in Syrië en eiseres heeft Syrië pas op 25-jarige leeftijd verlaten. Ook heeft eiseres haar Griekse verblijfsdocument bij aankomst in Nederland vernietigd. Verder heeft eiseres ook niet direct bij binnenkomst in Nederland een asielaanvraag ingediend en daarvoor ook geen verschoonbare reden gegeven.
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit in het geheel niet is gemotiveerd waarom de identiteit van eiseres ongeloofwaardig is geacht. Dit gebrek kan, anders dan de minister betoogd, niet gepasseerd worden met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat er geen sprake van is dat eiseres in dit geval niet benadeeld wordt. De nadere motivering in het verweerschrift en de toelichting ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank namelijk onvoldoende om het standpunt te dragen dat de identiteit van eiseres ongeloofwaardig is. In dit kader wordt het volgende overwogen.
8. In het voornemen is ten aanzien van de identiteit van eiseres erop gewezen dat eiseres geen geldige identiteitsdocumenten heeft overgelegd en dat het wel overgelegde - echt bevonden - familieuittreksel onvoldoende is om haar identiteit alsnog aannemelijk te achten. Verder is gewezen op twee documenten aangetroffen op de telefoon van eiseres, met daarop andere personalia maar mogelijk met de foto van eiseres. In dit kader is betrokken dat uit onderzoek van Bureau Documenten volgt dat er enige steun is voor de hypothese dat alle foto’s eiseres betreft. Vervolgens heeft eiseres bij de zienswijze een individueel uittreksel uit het Syrische bevolkingsregister met pasfoto overgelegd, een individueel uittreksel uit ditzelfde bevolkingsregister van haar hier te lande verblijvende zus en verklaringen overgelegd van de personen van wie zij stelt dat die de eigenaar zijn van de documenten die op haar telefoon zijn gevonden (een Grieks verblijfsdocument en een Syrisch rijbewijs). Daarnaast blijkt uit het dossier dat eiseres in Griekenland dezelfde identiteit heeft opgegeven als in Nederland en dat eiseres hier te lande in de gehoren ook consistent hierover verklaard.
9. Gegeven alle hiervoor weergegeven omstandigheden en overgelegde documenten kan de hiervoor onder 6 weergegeven nadere motivering in het verweerschrift, en de toelichting daarbij ter zitting, het standpunt van de minister aangaande de geloofwaardigheid van de identiteit van eiseres, niet dragen. Allereerst is niet inzichtelijk dat de minister alle hiervoor vermelde documenten en door eiseres overgelegde verklaringen heeft meegenomen en is niet gemotiveerd waarom deze niet tot een ander oordeel leiden dan in het voornemen. Dit klemt te meer, nu in het voornemen is verwezen naar het onderzoek van Bureau Documenten waaruit zou volgen dat de foto’s op de documenten in de telefoon van eiseres, mogelijk eiseres zou zijn, terwijl in de zienswijze verklaringen zijn overgelegd van personen met de personalia vermeld op de betreffende documenten. Verder heeft de minister ter zitting verklaard dat het individuele uittreksel uit het Syrische bevolkingsregister van eiseres echt is bevonden door Bureau Documenten. Ook hier is in de motivering in het verweerschrift niet op ingegaan. De minister heeft hierover ter zitting betoogd dat dit niet tot een ander standpunt leidt, omdat uit landeninformatie over Syrië blijkt dat uittreksels frauduleus of door omkoping verkregen kunnen worden en wijst er daarbij op dat de pasfoto van eiseres slechts met een nietje is bevestigd op het uittreksel. Dit betoog slaagt niet, reeds omdat niet dan wel onvoldoende is gemotiveerd waarom ook aannemelijk is dat ook specifiek dit uittreksel op een frauduleuze manier verkregen zou zijn, dan wel dat de daarop vermelde gegevens niet juist zouden zijn. Ook de overige punten in het verweerschrift zijn, gelet op wat door eiseres is aangevoerd en overgelegd, onvoldoende om op basis hiervan de identiteit van eiseres ongeloofwaardig te achten. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op hetgeen onder rechtsoverweging 9 is geoordeeld, is de rechtbank van oordeel dat de minister het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigd het bestreden besluit voor zover dit ziet op de ongeloofwaardig bevonden identiteit van eiseres. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een bestuurlijke lus of om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen over of de identiteit van eiseres aannemelijk is en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt zij de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 11 oktober 2024, uitsluitend voor zover daarin is beslist dat de identiteit van eiseres ongeloofwaardig is;
  • draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak op dit punt een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 februari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.