In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De minister had de asielaanvraag van eiseres ingewilligd, maar haar identiteit ongeloofwaardig geacht. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Jansen, is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 29 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar waarnemer aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank overweegt dat eiseres procesbelang heeft, omdat een ongeloofwaardige identiteit in de toekomst problemen kan opleveren bij het aanvragen van een Nederlands paspoort. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de identiteit van eiseres ongeloofwaardig is geacht. De rechtbank concludeert dat de minister het besluit moet heroverwegen en binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres, vastgesteld op € 1.814,-.
De rechtbank vernietigt het besluit van 11 oktober 2024, uitsluitend voor zover het de ongeloofwaardige identiteit betreft, en benadrukt dat de minister de overgelegde documenten en verklaringen van eiseres niet voldoende heeft meegewogen in zijn besluitvorming. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 februari 2025.