In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Jansen, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie vanwege het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De rechtbank had eerder, op 26 mei 2025, bepaald dat de minister binnen zes weken een nieuw besluit moest nemen. Aangezien de minister deze termijn niet heeft nageleefd, heeft eiser nu beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat er een uitdrukkelijke termijn was gesteld door de rechtbank in de eerdere uitspraak. De rechtbank constateert dat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank legt de minister een nadere beslistermijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 toegekend, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 september 2025.