ECLI:NL:RBDHA:2025:18114

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.29750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. I. Mercanoğlu, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag is op 10 september 2023 ingediend, maar de minister heeft pas op 11 december 2024 een besluit genomen om een moratorium in te stellen voor asielaanvragen van personen afkomstig uit Syrië. Eiser heeft de minister op 16 juni 2025 in gebreke gesteld en op 5 juli 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden en heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman en is openbaar gemaakt op 22 augustus 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.29750
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. I. Mercanoğlu),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.¹
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.²
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 10 september 2023. Eiser heeft de minister op 16 juni 2025 in gebreke gesteld en heeft vervolgens op 5 juli 2025 beroep ingesteld.
4. Bij besluit van 11 december 2024 heeft de minister met ingang van 14 december 2024 een besluit- en vertrekmoratorium ingesteld voor asielaanvragen voor personen afkomstig uit Syrië.³ Op grond van artikel 2 van het besluit tot instelling van het besluitmoratorium wordt de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Staatscourant van 13 december 2024, nr. 41538.
verlengd met een jaar tot ten hoogste 21 maanden.⁴ In beginsel zou dit betekenen dat de minister nu niet op de aanvraag van eiser hoeft te beslissen. Echter, op het moment dat eiser de minister in gebreke stelde en beroep instelde tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag, was de maximale beslistermijn van 21 maanden overschreden.⁵
5. Dit betekent dat het beroep van eiser, ondanks de gelding van het besluitmoratorium, kennelijk ontvankelijk en gegrond is.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
6. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.⁶
7. De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze zaak de beslistermijn van 21 maanden is overschreden. Deze ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere beslistermijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.⁷ De omstandigheid dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt.
8. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiser op 13 november 2024 is gehoord over zijn asielmotieven. Gelet daarop en gelet op het feit dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de minister binnen een termijn van zes weken een besluit moet nemen. De nadere beslistermijn vangt aan na de dag van verzending van deze uitspraak.

Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?

9. In het geval het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, dan draagt de bestuursrechter het bestuursorgaan op om dit binnen een bepaalde termijn alsnog te doen. De bestuursrechter verbindt aan het niet naleven daarvan een dwangsom.⁸ In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet)⁹ was bepaald dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op een besluit op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De ABRvS heeft echter in haar uitspraak van 30 november 2022¹⁰ geoordeeld dat deze bepaling uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend was. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de minister wél opdraagt om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en dat de bestuursrechter aan het niet naleven door de minister een dwangsom verbindt.
4 Artikel 43, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
6 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
7 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
9 De Tijdelijke wet was van kracht van 11 juli 2021 tot 15 april 2025 en is op deze zaak nog van toepassing.
10. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.¹¹ De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat de minister binnen zes weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van
J.M. Pattynama, griffier.
11 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 augustus 2025

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.