ECLI:NL:RBDHA:2025:18115
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag met toepassing van besluit- en vertrekmoratorium Syrië
In deze zaak heeft eiser, een vreemdeling uit Syrië, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister ontving de aanvraag op 17 december 2023 en had uiterlijk binnen zes maanden moeten beslissen. Echter, deze termijn is verlengd met negen maanden op basis van WBV 2023/34, waardoor de minister tot 17 september 2025 de tijd had om te beslissen. Gedurende de periode van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold er een besluitmoratorium voor Syrië, wat betekent dat de minister gedurende deze tijd geen beslissingen nam op asielaanvragen van vreemdelingen uit Syrië. Hierdoor is de wettelijke beslistermijn voor deze aanvragen verlengd tot maximaal 21 maanden.
Eiser heeft de minister op 17 juli 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling te vroeg is ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling niet op het juiste moment is gedaan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is op 27 augustus 2025 openbaar gemaakt.