In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag op 19 oktober 2024 heeft ontvangen en dat hij uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit moet nemen. Eiser heeft de minister op 27 juni 2025 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft de minister een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, maar gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat eiser nog niet is gehoord over zijn asielmotieven, heeft de rechtbank besloten om een langere termijn op te leggen. De rechtbank volgt het 8+8-wekenmodel, wat betekent dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een gehoor moet afnemen en binnen acht weken daarna een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De rechtbank heeft dit bedrag vastgesteld op € 453,50, rekening houdend met de ingeschakelde juridische hulpverlener en de aard van de zaak. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 21 augustus 2025.