ECLI:NL:RBDHA:2025:18190
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting
Op 2 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening voor een verzoeker die zich in een vreemdelingenrechtelijke procedure bevond. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, had op 20 mei 2025 een aanvraag ingediend bij de minister van Asiel en Migratie, die deze aanvraag had afgewezen. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat er op het bezwaar was beslist. De minister had op 13 juni 2025 het bezwaar ongegrond verklaard, maar op 24 juni 2025 werd deze beschikking ingetrokken, waardoor het bezwaar opnieuw open kwam te vallen. Op 16 september 2025 liet de minister weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien het feit dat de minister zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, er geen beletselen waren om deze toe te wijzen. De voorzieningenrechter besloot dat de minister zich moest onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van de verzoeker totdat er op het bezwaar was beslist. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van € 907,-, vastgesteld op basis van het Besluit Proceskosten bestuursrecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.