uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.43099
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J.M. Walther),
de minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).
Bij besluit van 7 september 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamidi. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988.
2. Eiser voert aan dat hij een dag zonder titel heeft vastgezeten. Eiser zijn strafzaak is op 6 september 2025 geseponeerd, terwijl eiser pas op 7 september 2025 vreemdelingrechtelijk is opgehouden.
3. De rechtbank volgt eiser niet. Hiertoe geldt dat de bewaringsrechter niet bevoegd is om het strafrechtelijk voortraject te toetsen. Van een doorwerking van eventuele onrechtmatigheden in het strafrechtelijk traject naar het vreemdelingrechtelijke voortraject kan geen sprake zijn. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:190. De beroepsgrond slaagt niet. 4. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Eiser heeft zware grond 3a betwist. Eiser heeft ter zitting erkend dat zware grond 3c feitelijk juist is.
6. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)1 volgt dat de minister bij de zware grond 3a kan volstaan met een toelichting dat deze grond zich feitelijk voordoet. De rechtbank oordeelt dat de zware grond onder 3a feitelijk juist, nu eiser bij zijn binnenkomst in Nederland niet beschikte over een reis- of identiteitsdocument. Nu wordt erkend dat de zware grond 3c feitelijk juist is, gaat de rechtbank daar van uit.
7. Gelet op artikel 5.1b, tweede lid, van het Vb zijn zware gronden 3a en 3c al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen, zodat een significant risico op onttrekking reeds daarmee is gegeven. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan een lichter middel. Eiser heeft aangegeven dat hij mee wil werken en dat hij zich tot nu toe heeft gehouden aan zijn meldplicht.
9. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, volgt een risico op onttrekking aan het toezicht. In de maatregel heeft de minister gemotiveerd dat eiser de mogelijkheid heeft gekregen om zijn vertrek zelfstandig te regelen, maar dat eiser geen stappen heeft ondernomen om zijn vertrek te bewerkstelligen. Daarnaast heeft eiser al een VBL (vrijheidsbeperkende locatie) voor locatie [locatie] als lichter middel opgelegd gekregen, maar heeft hij zich hier niet aan gehouden. Eiser werd namelijk strafrechtelijk aangehouden in Utrecht. De beroepsgrond slaagt niet.