Overwegingen
1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999.
Over bestreden besluit 1 (inreisverbod)
Vertaling terugkeerbesluit
2. Eiser voert aan dat het inreisverbod ten onrechte is opgelegd, omdat eiser niet wist dat hij het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland had moeten verlaten. Uit het dossier blijkt niet dat het terugkeerbesluit van 13 december 2023 in bijzijn van een tolk of in een voor eiser begrijpelijke taal aan eiser is uitgereikt.
3. De rechtbank is van oordeel dat indien eiser van mening is dat er een gebrek kleeft aan de wijze waarop het terugkeerbesluit aan hem is uitgereikt, eiser dit in een procedure tegen het terugkeerbesluit had moeten aanvoeren. De rechtbank stelt vast eiser geen rechtsmiddel tegen het terugkeerbesluit van 12 december 2023 heeft aangewend en dat het terugkeerbesluit dan ook in rechte vaststaat. De beroepsgrond slaagt niet.
Actueel gevaar voor de openbare orde
4. Eiser voert aan dat niet aan de voorwaarden voor het opleggen van een inreisverbod is voldaan, omdat eiser geen actueel gevaar vormt voor de openbare orde.
5. De rechtbank overweegt dat het voor het opleggen van een inreisverbod voor een periode van ten hoogste twee jaar geen voorwaarde is dat eiser een actueel gevaar vormt voor de openbare orde. Volgens artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 is de minister verplicht om een inreisverbod uit te vaardigen tegen een vreemdeling die Nederland niet uit eigen beweging binnen de daarvoor gestelde termijn heeft verlaten. Eiser heeft zich niet aan het terugkeerbesluit van 12 december 2023 gehouden. Aan de voorwaarden voor het opleggen van een inreisverbod is dan ook voldaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Over bestreden besluit 2 (de maatregel van bewaring)
6. Eiser voert aan dat zijn strafrechtelijke aanhouding onrechtmatig is geweest. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de woning waarin eiser zich bevond is binnengetreden zonder toestemming. Van een machtiging tot binnentreden is evenmin gebleken. Dit gebrek in het voortraject moet er volgens eiser toe leiden dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen.
7. De rechtbank volgt eiser niet. Hiertoe geldt dat de bewaringsrechter niet bevoegd is om het strafrechtelijk voortraject te toetsen. Van een doorwerking van eventuele onrechtmatigheden in het strafrechtelijk traject naar het vreemdelingrechtelijke voortraject kan geen sprake zijn. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:190. De beroepsgrond slaagt niet. Bewaringsgronden
8. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en
nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, zodat een significant risico op onttrekking reeds daarmee is gegeven.
10. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Er is ook gesteld noch gebleken dat het familie- en gezinsleven van eiser of het beginsel van non-refoulement zich verzetten tegen eisers verwijdering.1
11. Het beroep tegen het inreisverbod is ongegrond.
12. Het beroep tegen de maatregel van bewaring is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Zie HvJEU 4 september 2025, ECLI:EU:C:2025:647.