ECLI:NL:RBDHA:2025:18262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.34606 en NL25.34607
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse homoseksuele man wegens ongeloofwaardige seksuele gerichtheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Marokkaanse asielzoeker en de minister van Asiel en Migratie. De eiser, geboren in 1991, heeft op 28 juli 2025 een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, na eerder een aanvraag te hebben gedaan die op 14 februari 2024 als kennelijk ongegrond was afgewezen. De minister heeft de nieuwe aanvraag op 27 juli 2025 afgewezen, met de stelling dat de asielmotieven van eiser, met name zijn seksuele gerichtheid, niet geloofwaardig waren. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn homoseksualiteit in Marokko is mishandeld en vreest voor vervolging bij terugkeer. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van mening was dat de minister voldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser en dat er geen gegronde vrees voor vervolging was. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht was, omdat eiser niet tijdig zijn aanvraag had ingediend en er geen bewijs was dat hij niet in staat was om dit te doen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening en heeft het verzoek van eiser afgewezen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAGBestuursrecht
zaaknummers: NL25.34606 en NL25.34607
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A.A. Hardoar),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Procesverloop

1. Eiser heeft op 28 juli 2025 een opvolgende aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 juli 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, F. El Haji als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1991 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 28 januari 2024 heeft hij een asielaanvraag in Nederland ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 14 februari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond en is hem een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Hiertegen heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend.
Het asielrelaas
3. Op 14 juli 2025 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Eiser heeft hierbij verklaard dat hij homoseksueel is en dat hij vanwege zijn seksuele gerichtheid meerdere keren is mishandeld. Na de laatste mishandeling in 2018 heeft eiser een maand in het ziekenhuis gelegen en is hij geopereerd. Kort daarop is eiser met behulp van zijn oom uit Marokko gevlucht. Bij terugkeer vreest eiser dat hij mishandeld of vermoord wordt.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
eisers identiteit, nationaliteit en herkomst; en
problemen vanwege eisers seksuele gerichtheid.
4.1.
Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar de problemen vanwege zijn seksuele gerichtheid niet. Verweerder betrekt daarbij dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen [2] en dat hij zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en daarvoor geen goede verklaring heeft [3] . Verder kan eiser volgens verweerder niet in grote lijnen als geloofwaardig worden beschouwd [4] . Verweerder vindt daarnaast dat eiser bij terugkeer geen gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [5] . Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst zoals bedoeld in de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn [6] , hij zijn aanvraag enkel ingediend om zijn uitzetting of overdracht uit te stellen [7] of te verijdelen en omdat hij niet onmiddellijk zodra mogelijk asiel heeft aangevraagd [8] .
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft daarvoor de volgende argumenten. Het besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen, omdat er onvoldoende rekening is gehouden met het referentiekader van eiser. [9] Uit het besluit blijkt namelijk niet dat er rekening is gehouden de culturele achtergrond en het opleidingsniveau van eiser. Daarnaast voelt eiser zich niet vrij om zich te uiten en te praten over zijn homoseksuele gerichtheid en wil hij tijdens een aanvullend gehoor zijn asielmotieven nader onderbouwen. Ten slotte is de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond afgewezen en vindt eiser dat er sprake is van vluchtelingschap dan wel een situatie waarin bescherming op grond van artikel 3 van het EVRM aan de orde is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
6.1.
Eiser heeft enkel gesteld, maar niet nader onderbouwd, dat verweerder te weinig rekening heeft gehouden met zijn persoonlijkheid en referentiekader. Zo heeft verweerder in zijn voornemen erop gewezen dat hij rekening houdt met eisers achtergrond, omstandigheden zoals opleidingsniveau, leeftijd en cultuur. Voorafgaand aan het gehoor heeft verweerder aangekaart dat het wellicht lastig kan zijn voor eiser om over pijnlijke gebeurtenissen te praten. Verweerder heeft hem erop gewezen dat het gesprek vertrouwelijk is [10] en dat eiser het aan kan geven als hij moeite heeft met de vragen. [11] Eiser heeft hier tijdens het gehoor geen gebruik van gemaakt. Hij heeft zelfs aangegeven dat het voor hem geen probleem is om over zijn seksuele gerichtheid te praten. [12] Voorts heeft verweerder meerdere keren vragen herhaald en op een andere manier verwoord. [13] Gelet hierop is niet gebleken dat verweerder geen rekening heeft gehouden met het referentiekader en de persoonlijkheid van eiser.
6.2.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser nog aangevoerd dat eiser vanwege zijn medische omstandigheden niet duidelijk en consistent kon verklaren. Dit volgt de rechtbank eveneens niet, nu niet is gebleken dat zijn medische omstandigheden dusdanig waren dat hij hiertoe niet in staat was. Uit het medisch advies [14] blijkt niet dat eiser niet gehoord kon worden. Wel is er geadviseerd om eiser tijdens het gehoor voldoende tijd en ruimte te geven om informatie te verwerken en op zijn eigen tempo te reageren en regelmatig pauzes in te lassen. Verweerder heeft hiermee ook rekening gehouden. Zo is eiser in het begin van het gehoor erop gewezen dat hij de tijd mag nemen om te praten over zijn problemen. [15] Ook heeft verweerder regelmatig pauzes ingelast [16] en eiser erop gewezen dat hij het zelf mag aangeven als hij behoefte heeft aan een pauze [17] . Er is daarnaast twee keer aan eiser gevraagd of hij door kon gaan met het gehoor. [18] Eiser heeft toen niet aangegeven dat hij niet meer gehoord kon worden.
Mocht verweerder de asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond?
7. Deze rechtbank heeft in haar uitspraak van 8 januari 2025 [19] artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Vv) onverbindend verklaard. De rechtbank heeft partijen dit ook ter zitting voorgehouden. Nu er voor de aanmerking van Marokko als veilig land van herkomst ook uitzonderingen gelden, is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit eiser ten onrechte heeft tegengeworpen. [20] Desalniettemin heeft verweerder terecht opgemerkt dat er nog andere gronden zijn die de afwijzing als kennelijk ongegrond kunnen dragen. Verweerder heeft eisers aanvraag namelijk ook afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser niet onmiddellijk zodra mogelijk zijn asielaanvraag heeft ingediend. Eiser is op 9 juli 2025 aangehouden door de politie en heeft op 14 juli 2025 kenbaar gemaakt dat hij asiel wilde aanvragen. Van omstandigheden die ertoe zouden hebben geleid dat eiser verhinderd was om eerder zijn asielaanvraag in te dienen zoals gesteld, is niet gebleken. Reeds hierom mocht verweerder de aanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond. De overige grond behoeft daarom geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de asielaanvraag mocht afwijzen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft.
9. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S. Vlassak, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, f en h, van de Vw.
2.Artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw.
3.Artikel 31, zesde lid, onder d, van de Vw.
4.Artikel 31, zesde lid, onder e, van de Vw.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Artikel 30b, lid 1, onder b, van de Vw.
7.Artikel 30b, lid 1, onder f, van de Vw.
8.Artikel 30b, lid 1, onder h, van de Vw
9.Verwezen wordt naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2073, en van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1622.
10.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pagina 4.
11.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pagina 12.
12.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pagina 12.
13.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pagina 12, 13 en 16.
14.Adviesformulier Medtadvies, 22 juli 2025.
15.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pagina 4.
16.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pagina 9 en 15.
17.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pagina 4.
18.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pagina 9 en 10.
20.Vergelijk ook de uitspraak van deze rechtbank van 24 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:7930.