ECLI:NL:RBDHA:2025:7930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
NL25.8557 en NL25.8558
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond, beroep gegrond verklaard en terugkeerbesluit opgelegd

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2025, met zaaknummers NL25.8557 en NL25.8558, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een Marokkaanse vrouw, had op 16 februari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 22 februari 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft op 25 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij ook de situatie van haar zoon aan de orde kwam. Eiseres stelde dat zij en haar gezin bedreigd werden in Marokko, maar de rechtbank oordeelde dat haar relaas niet geloofwaardig was, met uitzondering van haar identiteit en nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat de minister onzorgvuldig had gehandeld door Marokko als veilig land van herkomst aan te merken, en dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond niet gerechtvaardigd was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en wees de asielaanvraag af als ongegrond, maar bepaalde dat de vertrektermijn vier weken bedraagt. Tevens werd een terugkeerbesluit opgelegd voor zowel Marokko als Turkije, op basis van een removal order. De rechtbank veroordeelde de minister tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.8557 en NL25.8558
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter haar verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres heeft op 16 februari 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 februari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 25 maart 2025 op zitting behandeld. De zaak van eiseres haar zoon (bekend onder nummer NL25.8560 en NL25.8561) is gelijktijdig op deze zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en haar zoon, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1983 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij heeft het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres woonde samen met haar zoon en twee jongere dochters. Haar zoon werkte als handelaar op de markt. Waar het eerst goed ging ontstonden op een gegeven moment problemen met andere kooplieden op de markt. Tijdens een ruzie rond het Offerfeest is haar zoon geslagen met een mes op zijn elleboog en hij heeft twee of drie dagen thuis gezeten. Daarna is hij verder gaan werken en zijn hij en zijn familie bedreigd. Op enig moment is haar zoon, nadat hij niet thuis was gekomen, door vrienden van hem op een afgelegen plek gevonden. Hij werd bewusteloos en zwaargewond aangetroffen. Nadat haar zoon drie dagen in het ziekenhuis heeft gelegen werd hij regelmatig gebeld door een privénummer en bedreigd. Eiseres is toen met haar gezin vertrokken naar [plaats] , echter bleek men dit ook te weten en werd haar zoon weer gebeld. Eiseres heeft haar dochters bij een tante in [plaats] ondergebracht en is met haar zoon gevlucht. Bij terugkeer naar Marokko vreest eiseres voor degenen die haar zoon hebben mishandeld en haar familie bedreigen.

Het bestreden besluit

3. De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres worden geloofd. Niet wordt geloofd dat eiseres haar zoon problemen heeft vanwege zijn werk op de markt. Verweerder stelt zich hiervoor op het standpunt dat eiseres haar relaas niet met objectieve documenten heeft onderbouwd. Daarnaast vormen haar verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Zo heeft zij tegenstrijdig verklaard ten aanzien van de verklaringen van haar zoon en heeft ze tegenstrijdig en niet inzichtelijk verklaard over de dreigementen. Ook is voor verweerder niet in te zien waarom eiseres geen bescherming heeft gezocht bij de politie. Verder kan eiseres in grote lijnen niet als geloofwaardig worden beschouwd. Verweerder neemt hierbij in aanmerking dat eiseres afkomstig is uit een veilig land van herkomst en dat zij niet valt onder een van de voorgeschreven uitzonderingen. Daarnaast neemt verweerder geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade aan. Tot slot wordt eiseres een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Hierbij geldt het terugkeerbesluit ook voor Turkije omdat een zogenaamde ‘removal order’ aanwezig is waarmee eiseres naar Turkije terug kan keren.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Hiertoe voert eiseres aan dat Marokko niet kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst en dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat er in het beleid groepen zijn uitgezonderd. [2] Eiseres verwijst naar de jurisprudentie van deze rechtbank over Senegal waarin dit is geoordeeld. [3] Verder is het terugkeerbesluit niet in overeenstemming met de Terugkeerrichtlijn. Turkije wordt ten onrechte aangemerkt als land van doorreis omdat Turkije niet verplicht is om eiseres toegang te verlenen. Het is daarbij onduidelijk wat verweerder hiermee heeft beoogd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt met partijen vast dat eiseres geen gronden heeft gericht tegen de geloofwaardigheidsbeoordeling zoals weergegeven in het bestreden besluit. De rechtbank gaat er voor de verdere overwegingen dan ook vanuit dat het relaas van eiseres – met uitzondering van haar identiteit, nationaliteit en herkomst – niet ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden.
Veilig land van herkomst
6. Verweerder heeft Marokko aangewezen als veilig land van herkomst, voor het laatst bij de herbeoordeling van 8 juni 2023. [4] Hiervan zijn de volgende groepen uitgezonderd: LHBTIQ+’ers, (online) journalisten en (mensenrechten)activisten die kritiek uitoefenen op de islam, het koningshuis en/of de Marokkaanse regering (onder meer vanwege het officiële standpunt van de regering betreffende de Westelijke Sahara), Hirak Rif-activisten en journalisten die verslag deden over de situatie in het Rifgebergte en de demonstraties aldaar en personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging. De hoogste bestuursrechter heeft deze aanwijzing met haar uitspraak van 8 juni 2022 [5] als rechtmatig beoordeeld, wat betekent dat voor vreemdelingen uit Marokko – met uitzondering van diegenen die onder één van de uitzonderingsgroepen vallen – het rechtsvermoeden geldt dat zij geen internationale bescherming nodig hebben.
6.1.
Eiseres heeft verwezen naar uitspraken van deze rechtbank waarin is geoordeeld over de situatie van Senegal als veilig land van herkomst. Senegal is door verweerder ook aangemerkt als veilig land van herkomst, [6] met uitzondering van LHBTIQ+’ers en personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging, en die concreet aannemelijk kunnen maken dat de in Senegal bestaande wettelijke waarborgen tegen schendingen van de rechten en vrijheden in hun individuele geval niet worden geboden. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 8 januari 2025 (zie noot 3) heeft de rechtbank met verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van 4 oktober 2024 [7] geoordeeld dat het aanmerken van een land als veilig met uitzondering van groepen voor wie het land van herkomst niet als veilig land kan worden aangemerkt, niet in overeenstemming is met de Procedurerichtlijn. De rechtbank heeft artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) dan ook in het algemeen onverbindend verklaard.
6.2.
Omdat de rechtbank artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het VV onverbindend heeft verklaard, berust de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering en heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door eiseres dit tegen te werpen. Daar komt bij dat verweerder, nu de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond in het bestreden besluit is gestoeld op de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst en verweerder ter zitting hiervoor geen andere gronden heeft aangevoerd, de asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Doordat de asielaanvraag niet als kennelijk ongegrond afgewezen had mogen worden, heeft verweerder eiseres de vertrektermijn in het terugkeerbesluit niet op die grond kunnen ontzeggen en geen inreisverbod op kunnen leggen.
Landen genoemd in het terugkeerbesluit
7. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte Turkije – naast Marokko – benoemt als land van bestemming in het terugkeerbesluit. De removal order waar verweerder dit op baseert geeft geen garantie voor toegang van eiseres tot Turkije, dit regelt slechts het vervoer met de luchtvaartmaatschappij. Turkije is ook onder het Verdrag van Chicago niet verplicht toegang te verlenen. [8] Turkije kan voor eiseres ook niet gezien worden als land van doorreis in de zin van de Terugkeerrichtlijn omdat haar situatie niet valt onder de overnameovereenkomst tussen de EU en Turkije. Niet is gebleken volgens eiseres dat Turkije bereid is haar over te nemen. Het gevolg is dat niet uit te sluiten valt dat eiseres aan de Turkse buitengrens vast komt te zitten en niet doorgeleid wordt naar Marokko, haar land van herkomst, waardoor een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM [9] kan ontstaan.
7.1.
De rechtbank heeft ter zitting met partijen vastgesteld dat de gronden niet zijn gericht tegen het terugkeerbesluit voor zover dat strekt tot terugkeer naar Marokko als land van herkomst. Eiseres heeft hierbij bevestigd dat zij van mening is dat verweerder opgedragen moet worden een nieuw terugkeerbesluit te nemen, maar dan enkel ten aanzien van Marokko. Dan wel dat het terugkeerbesluit gedeeltelijk moet worden vernietigd voor het gedeelte dat strekt tot terugkeer naar Turkije op grond van de removal order.
7.2.
De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ook Turkije in het terugkeerbesluit heeft opgenomen, mede op grond van de aanwezige removal order. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat het voor verweerder mogelijk is om een vreemdeling op basis van een removal order naar een derde land te sturen, via welk land de vreemdeling het EU-gebied is binnengekomen, als verweerder dit – zo nodig met een aanvullend of gewijzigd terugkeerbesluit – in een terugkeerbesluit opneemt. [10] Desgewenst kan de vreemdeling daartegen dan rechtsmiddelen aanwenden. In de onderhavige zaak heeft verweerder het derde land in het terugkeerbesluit meegenomen dat onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit. Anders dan eiseres betoogt, hoeft verweerder bij het nemen van een dergelijk terugkeerbesluit geen onderzoek te doen naar de vraag of eiseres toegang zal worden verleend tot dit derde land. De meergenoemde removal order geldt als aanwijzing dat eiseres via het genoemde land terug kan keren naar haar land van herkomst en dat haar zo nodig toegang zal worden verleend. Eerst bij de daadwerkelijke (gedwongen) uitzetting met behulp van de removal order zal verweerder (door tussenkomst van de Dienst Terugkeer en Vertrek) moeten nagaan of dit op dat moment feitelijk mogelijk is. Ten slotte is hierbij tevens van belang dat eiseres niet heeft gesteld wat maakt dat het Verdrag van Chicago dat ten grondslag ligt aan het gebruik van removal orders, niet geldt als “een andere regeling” in de zin van artikel 3, derde lid, van de Terugkeerrichtlijn op grond waarvan het betreffende land als land van doorreis in de zin van dit artikelonderdeel moet worden aangemerkt.
7.3.
Wel zal verweerder moeten beoordelen, indien een bepaald land genoemd wordt in het terugkeerbesluit, of eiseres in dat land gevrijwaard is van het risico op een schending van artikel 3 van het EVRM. Voor zover eiseres ter zitting heeft gewezen op het feit dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen in dit verband, overweegt de rechtbank het volgende. In artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn staat genoemd met welke belangen verweerder rekening houdt ten aanzien van het opleggen van een terugkeerbesluit. De hoogste bestuursrechter heeft in de uitspraak van 9 juni 2021 [11] geoordeeld dat verweerder, om dit naar behoren te kunnen doen, de vreemdeling moet horen over een eventuele terugkeer naar het in het terugkeerbesluit genoemde land. De rechtbank merkt hierover op dat eiseres tijdens haar gehoor is bevraagd over een eventuele terugkeer naar Turkije op grond van de aanwezige removal order. In reactie hierop heeft eiseres aangegeven niet terug te willen naar Turkije, omdat zij daar niets heeft. [12] Anders dan wat is genoemd onder rechtsoverweging 7, heeft eiseres hier ook in beroep geen aanvullingen op gegeven waar rekening mee gehouden had moeten worden. Verweerder heeft zich op basis hiervan op het standpunt mogen stellen dat niet is gebleken dat terugkeer naar Turkije tot een situatie leidt in strijd met artikel 3 van het EVRM. Dit geldt temeer nu eiseres voordat zij naar Nederland kwam, zonder in dit kader relevante problemen een maand in Turkije heeft verbleven. [13] Er is naar oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken dat er geen of onvoldoende rekening is gehouden met eiseres haar belangen dan wel dat het opnemen van Turkije als land van terugkeer in het terugkeerbesluit in strijd komt met artikel 3 van het EVRM of andere (grond)rechten van eiseres. Bovendien verwacht verweerder niet van eiseres dat zij zich in Turkije vestigt, maar slechts dat zij via Turkije terugkeert naar Marokko.
Wat betekent dit voor eiseres?
8. Gelet op wat is overwogen onder rechtsoverweging 6.2, is het bestreden besluit onrechtmatig. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd voor zover daarbij de aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond en als gevolg daarvan een vertrektermijn aan eiseres is onthouden en een inreisverbod is opgelegd. De rechtbank ziet daarbij aanleiding om, evenals in de zaak aan de orde in de uitspraak van 8 januari 2025, zelf in de zaak te voorzien met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet op het feit dat in rechtsoverweging 5 is vastgesteld dat verweerder het asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden, blijft echter staan dat de aanvraag van eiseres als ongegrond moet worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 30b van de Vw 2000 en het zorgvuldigheidsbeginsel uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9.1.
Gelet op rechtsoverwegingen 6.2, 7.2 en 8 zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door de asielaanvraag van eiseres af te wijzen als ongegrond. [14] Deze uitspraak geldt ook als terugkeerbesluit. [15] Omdat verweerder – buiten de kennelijk ongegrondheid – geen andere gronden heeft gegeven waarop eiseres een vertrektermijn kon worden onthouden, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de vertrektermijn vier werken bedraagt en dat deze aanvangt met ingang van de dag na verzending van deze uitspraak. [16] Het terugkeerbesluit geldt daarbij voor Marokko als land van herkomst en voor Turkije, op grond van de aanwezige removal order, als land van doorreis.
9.2.
Omdat het bestreden besluit – waar het terugkeerbesluit een onderdeel van is – is vernietigd, komt daarmee ook de grondslag voor het bij dat besluit opgelegde inreisverbod te vervallen en wordt dit vernietigd. Nu eiseres geen vertrektermijn kan worden onthouden, bestaat er geen mogelijkheid meer een inreisverbod op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 op te leggen.
9.3.
De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
9.4.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). [17]
9.5.
Omdat er op het beroep is beslist bestaat er geen aanleiding meer tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook af. Omdat het beroep gegrond is veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de gemaakte proceskosten voor het verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover de asielaanvraag van eiseres daarbij is afgewezen als kennelijk ongegrond, eiseres een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod is opgelegd;
  • bepaalt dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond en een terugkeerbesluit wordt opgelegd zoals hierboven aangegeven;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van P.J.J. Schaap, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vluchtelingenwet (Vw) 2000 en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
2.Verwezen wordt naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 4 oktober 2024, zaaknummer C-406/22, ECLI:EU:C:2024:841.
3.Verwezen wordt naar de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 8 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:172, van 22 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:846, van 28 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:985 en van zittingsplaats Haarlem van 30 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1425 en van 4 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1768.
4.Zie de Kamerbrief herbeoordeling veilige landen van herkomst – Georgië, Marokko en Tunesië van 8 juni 2023, 19637-3119.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1531.
6.Zie de Kamerbrief herbeoordeling veilige landen van herkomst – Ghana en Senegal van 21 augustus 2023, 19637-3159.
7.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:841, zaaknummer C-406/22.
8.Zie punt 5.12 van Annex 9 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart.
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2843.
11.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1155, onder r.o. 8.
12.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pag. 10.
13.Verslag gehoor veilig land van herkomst, pag. 6.
14.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
15.Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Vw 2000.
16.Op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vw 2000.
17.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.