ECLI:NL:RBDHA:2025:18299
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning bij partner na verbroken huwelijk zonder schending van artikel 8 EVRM
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 september 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning beoordeeld. Eiseres, een Marokkaanse vrouw, had in november 2019 een verblijfsvergunning verkregen als gezinslid van haar partner. Echter, na de melding van haar partner dat het huwelijk op 21 maart 2023 feitelijk was verbroken, heeft de minister van Asiel en Migratie op 28 oktober 2024 de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken. Dit besluit werd bevestigd na bezwaar op 12 mei 2025. De rechtbank heeft op 28 augustus 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank concludeert dat er geen gezinsband meer bestaat tussen eiseres en haar partner, en dat de intrekking van de verblijfsvergunning geen schending oplevert van artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. Eiseres voerde aan dat de intrekking disproportioneel was en dat zij niet was gehoord in de bezwaarprocedure. De rechtbank oordeelt echter dat de belangenafweging door de minister correct is uitgevoerd en dat de intrekking van de verblijfsvergunning gerechtvaardigd is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep.