In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 9 december 2024 afgewezen, met het argument dat Portugal verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Portugal gedaan, dat door Portugal is aanvaard. Eiser voerde aan dat er systeemfouten in het Portugese asielsysteem zijn, die in strijd zouden zijn met fundamentele rechten, en dat de minister nader onderzoek had moeten doen naar de situatie van Dublinterugkeerders in Portugal.
De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van ernstige systeemfouten die zouden leiden tot onmenselijke of vernederende behandelingen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en stelt dat de algemene situatie voor Dublinterugkeerders in Portugal niet zo slecht is dat er een reëel risico bestaat op schending van fundamentele rechten. Eiser heeft ook niet aangetoond dat hij bijzonder kwetsbaar is of dat hij geen adequate zorg en opvang kan krijgen in Portugal. De rechtbank concludeert dat de minister op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een overdracht aan Portugal zouden uitsluiten.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.