ECLI:NL:RBDHA:2025:18303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.25479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag en de vraag naar procesbelang na vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 8 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 21 mei 2025 afgewezen als ongegrond en een terugkeerbesluit opgelegd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 30 september 2025, waar zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren, is onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op 22 juli 2025 heeft gemeld dat eiseres op 25 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiseres heeft op 10 september 2025 aangegeven het beroep te handhaven, ondanks het ontbreken van contact met eiseres sinds de mob-melding. De rechtbank overweegt dat, volgens vaste rechtspraak, wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de minister te informeren, er in principe vanuit wordt gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank concludeert dat er geen concrete aanknopingspunten zijn om anders te oordelen en dat eiseres geen belang meer heeft bij de behandeling van haar beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.25479
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2025 in de zaak tussen

[naam 1], V-nummer: [v-nummer], eiseres,

(gemachtigde: mr. J.J. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. A.E. Geçer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 8 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 mei 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Ook is aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister deelgenomen.
1.2.
Na afloop van de zitting is onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

2. De minister heeft de rechtbank op 22 juli 2025 bericht dat eiseres op 25 juni 2025 met onbekende bestemming (mob) is vertrokken. De minister heeft zich daarbij gebaseerd op informatie van de vreemdelingenpolitie.
2.1.
De gemachtigde van eiseres heeft op 10 september 2025 aan de rechtbank laten weten dat zij het beroep handhaaft nu hij geen verzoek tot intrekking heeft ontvangen. Het is de gemachtigde niet bekend wat de reden is van de mob-melding. Hij heeft eiseres voor het laatst op 9 september 2025 geïnformeerd over de zitting en een tolk gereserveerd, omdat hij er – zonder tegenbericht – vanuit gaat dat zij komt.
2.2.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde toegelicht dat hij tot de mob-melding altijd goed contact met eiseres heeft gehad. Sinds de mob-melding krijgt hij geen reactie meer op e-mails en WhatsApp-berichten. Ook anderen in haar omgeving weten niet waar eiseres verblijft.
3. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres nog belang heeft bij de behandeling van haar beroep.
3.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat wanneer een vreemdeling, die een asielaanvraag heeft ingediend, met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar zij verblijft, er in principe vanuit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem in eerste instantie gezochte bescherming in Nederland. [1] Dit is alleen anders als een vreemdeling nog contact met haar gemachtigde onderhoudt.
3.2.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, de vreemdeling belang heeft bij zijn beroep als uit recente informatie van zijn gemachtigde van na de mob-melding blijkt dat deze nog contact onderhoudt met die vreemdeling over de procedure. Dit is alleen anders als er andere concrete aanknopingspunten zijn dat een vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland of dat hij anderszins geen actueel en reëel belang meer heeft. Daarbij moet er, in het licht van het fundamentele belang van recht op toegang tot de rechter en het bieden van doeltreffende en effectieve rechtsbescherming, voorzichtig omgegaan worden met het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een mob-melding. [2]
3.3.
Gezien de informatie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Er zijn geen concrete aanknopingspunten om anders te oordelen.
4. Daarom is er geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van het beroep en is het beroep niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen de uitspraak in beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 1 week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
2.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2662) en 9 oktober 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4049).