6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
In de nacht van 8 januari 2024 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, te weten medeplichtigheid aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een avondwinkel in Den Haag. De ontploffing heeft geleid tot aanzienlijke schade aan het pand en de inventaris van de avondwinkel en aan een nabijgelegen winkelpand. Daarnaast is gevaar ontstaan voor de omliggende (winkel)panden en woningen.
De verdachte heeft, tegen betaling, zijn mededader met de scooter opgehaald, vervoerd en naar de avondwinkel gebracht. Terwijl de mededader het explosief tot ontploffing bracht, heeft de verdachte op hem gewacht en de ontploffing bovendien gefilmd. Daarna heeft de verdachte zijn mededader terug naar huis gebracht. De rechtbank acht het zorgelijk dat de verdachte geen weerstand heeft geboden aan het verzoek van zijn mededader om hem midden in de nacht door Den Haag te vervoeren. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat in de afgelopen periode in Den Haag en andere grote steden in Nederland meerdere soortgelijke explosies hebben plaatsgevonden. Deze incidenten leiden tot grote maatschappelijke onrust en een toename van gevoelens van onveiligheid, niet alleen bij de directe slachtoffers, maar ook in de samenleving als geheel. Dat blijkt ook uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] . Ter terechtzitting heeft hij een invoelbare slachtofferverklaring voorgedragen, waaruit blijkt dat de ontploffing zijn leven, en dat van zijn naasten, ingrijpend heeft veranderd. Zo is hij zijn avondwinkel kwijtgeraakt, met alle financiële gevolgen van dien. Daarnaast heeft hij gedurende langere tijd in angst en onzekerheid verkeerd.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij met zijn handelen heeft bijgedragen aan deze ernstige gevolgen voor het slachtoffer en aan de bredere maatschappelijke onrust die wordt veroorzaakt door explosies als de onderhavige.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 september 2025. Hieruit volgt dat de verdachte op 14 februari 2024 een strafbeschikking van €290,00 opgelegd heeft gekregen voor het negeren van een stopteken. De rechtbank zal gezien het strafblad van de verdachte dan ook rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 15 september 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter terechtzitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat en zakelijk weergegeven – dat de verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen en dat hij spijt heeft betuigd van zijn daad. Het lijkt erop dat hij niet stil heeft gestaan bij de consequenties van zijn handelen en dat dit voornamelijk een impulsieve gedraging is geweest. Het afgelopen jaar is de verdachte begeleid door de jeugdreclassering. Hij heeft zich goed gehouden aan de schorsende voorwaarden in het kader van zijn voorlopige hechtenis. Voorts heeft de verdachte afstand genomen van zijn vroegere vriendenkring, zijn thuissituatie geeft geen aanleiding tot zorgen en hij is gericht bezig met zijn toekomst. Zo heeft hij zijn startkwalificatie behaald, volgt hij een vervolgopleiding op het MBO, heeft hij een bijbaan en doet hij aan sport in zijn vrije tijd. Volgens de Raad zijn er nu weinig tot geen risicofactoren aanwezig en juist veel beschermende factoren. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Het opleggen van jeugdreclasseringstoezicht wordt niet noodzakelijk geacht. Daarnaast heeft de Raad verzocht om in het vonnis op te nemen dat de op te leggen straf minder invloed dient te hebben bij een toekomstige aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag (VOG).
De deskundige van Jeugdbescherming west (hierna: de jeugdreclassering) heeft ter terechtzitting verklaard het advies van de Raad te volgen. De verdachte heeft hard gewerkt en de gestelde doelen behaald. Gedurende de afgelopen periode is er weinig contact geweest tussen de jeugdreclassering en de verdachte. Het gaat goed met de verdachte, zodat het opleggen van jeugdreclasseringstoezicht niet noodzakelijk wordt geacht.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank ten gunste van de verdachte rekening met een aantal factoren. Zo is zijn rol beperkt gebleven tot die van medeplichtige. Voorts wordt meegewogen dat de verdachte het feit heeft bekend en daarmee verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad. Daarnaast heeft hij zich zorgvuldig gehouden aan de schorsingsvoorwaarden gedurende ruim een jaar en drie maanden en is hij op een positieve manier bezig met zijn leven. De wijze waarop de verdachte is aangehouden, te weten op school, weegt voor de rechtbank in matigende zin bij het bepalen van de straf mee. Gezien al deze omstandigheden komt de rechtbank tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.
Gelet op de aard en ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd, acht de rechtbank het opleggen van een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal aan de verdachte een jeugddetentie voor de duur van 63 dagen opleggen, met aftrek van de dagen die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (3 dagen), waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf zal slechts de algemene voorwaarde dat hij geen strafbare feiten mag plegen worden verbonden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Om de ernst van het feit voldoende tot uitdrukking te brengen, zal de rechtbank daarnaast een werkstraf voor de duur van 50 uren opleggen, te vervangen door 25 dagen jeugddetentie als deze niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd.
Verklaring omtrent het gedrag (VOG)
De raadsvrouw heeft verzocht om in dit vonnis op te nemen dat deze veroordeling aan het verkrijgen van een VOG niet in de weg hoeft te staan. De rechtbank stelt voorop dat de beslissing over het verkrijgen van een VOG niet bij de rechtbank ligt, maar bij Dienst Justis. Het verstrekken of weigeren van een VOG hangt af van verschillende omstandigheden, waaronder de functie die de verdachte in de toekomst zou willen bekleden. Het is daarom niet aan de strafrechter om zich in deze procedure te mengen. Het verzoek van de raadsvrouw zal dan ook worden afgewezen. Dit laat uiteraard onverlet dat de overwegingen van de rechtbank hierboven door Dienst Justis meegewogen kunnen worden.
7. De vordering van de benadeelde partij [aangever 1] en de schadevergoedingsmaatregel
[aangever 1] , ter terechtzitting bijgestaan door L. de Groot, werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van €27.687,75, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op €25.687,75 aan materiële schade en €2.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke veroordeling verzocht.