ECLI:NL:RBDHA:2025:18348

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
09-039126-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van poging tot opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en schuldheling door een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 13-jarige verdachte. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van een poging tot opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en schuldheling van een scooter. De feiten vonden plaats op 3 februari 2024 in 's-Gravenhage, waar de verdachte samen met anderen een pakket met flitspoeder heeft geprobeerd tot ontploffing te brengen bij een avondwinkel. Dit had aanzienlijke schade kunnen veroorzaken, maar de poging werd verstoord door een oplettende voorbijganger. Daarnaast werd de verdachte aangetroffen met een gestolen scooter, wat leidde tot de beschuldiging van schuldheling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot ontploffing en schuldheling, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van schuldheling, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 42 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en een werkstraf van 80 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De uitspraak is gedaan in het kader van het jeugdstrafrecht, waarbij de nadruk ligt op begeleiding en ondersteuning van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-039126-24
Datum uitspraak: 6 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [BRP-adres] , [postcode] [plaats] ,

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 22 september 2025.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.R. Knobbout en de raadsman van de verdachte is mr. M.G. Eckhardt. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 3 februari 2024 te 's-Gravenhage, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of
meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweegbrengen van een explosie (aan de
[straatnaam] ),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten meerdere (omliggende)
panden en/of woningen te duchten was,
een Faciapakket (een pakket gevuld met kruidlading van vuurwerk), althans een
(zelfgemaakt) explosief en/of
wasbenzine, althans een brandversnellende vloeistof, voorhanden heeft gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 februari 2024 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het in artikel
157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven teweegbrengen van een
explosie (aan de [straatnaam] ),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
opzettelijk voorwerpen en/of stoffen,
te weten een Faciapakket (een pakket gevuld met kruidlading van vuurwerk),
althans een (zelfgemaakt) explosief en/of
wasbenzine, althans een brandversnellende vloeistof
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;
2
hij, op of omstreeks 3 februari 2024 te 's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een scooter (Piaggio Zip), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle (primair) ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
3.3
Partiële vrijspraak – Feit 2
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van schuldheling niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH1R024013, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd pagina’s 1 t/m 324, onderzoek Peau24) en het bijbehorende Forensisch dossier met het nummer 2024035453 (ongenummerd). De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 september 2025;
Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, opgemaakt op 3 februari 2024 (p. 82-85);
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 30 januari 2024 (p. 106-107);
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , opgemaakt op 20 februari 204 (p. 123-134);
Het proces-verbaal van Wapens, Munitie en Explosieven, opgemaakt op 5 februari 2024 (p. 16-18);
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] 's-Gravenhage) met nummer PL1500-2024035453-24, opgemaakt op 9 februari 2024;
Een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 5 april 2024, DNA-onderzoek naar aanleiding van een delict in 's-Gravenhage op 3 februari 2024;
Een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 april 2024, Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een delict in 's-Gravenhage op 3 februari 2024.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. hij op 3 februari 2024 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweegbrengen van een explosie aan de [straatnaam] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten meerdere omliggende panden en woningen te duchten was,
een Faciapakket (een pakket gevuld met kruidlading van vuurwerk) en wasbenzine, voorhanden heeft gehad, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op 3 februari 2024 te 's-Gravenhage een scooter (Piaggio Zip) voorhanden heeft
gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 42 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 30 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren, met bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de strafeis van de officier van justitie. In aanvulling daarop heeft de raadsman verzocht om het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. Allereerst heeft de verdachte zich in de nacht van 2 op 3 februari 2024 samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging een explosief tot ontploffing te brengen. De verdachte heeft met een aansteker geprobeerd een pakket met flitspoeder bij een avondwinkel tot ontploffing te brengen. Dat dit niet is gelukt, is uitsluitend het gevolg van het feit dat een oplettende voorbijganger de situatie opmerkzaam volgde en daardoor de poging verstoorde. Het pakket bevatte ongeveer 250 gram flitspoeder en had bij ontploffing aanzienlijke schade kunnen veroorzaken. Het plegen van dergelijke aanslagen leidt niet alleen tot angst bij de directe slachtoffers, maar ook tot grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij met zijn handelen heeft bijgedragen aan deze gevoelens.
Daarnaast werd de verdachte diezelfde nacht aangetroffen met een gestolen scooter. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan heling. Met het plegen van dit feit heeft de verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 september 2025, waaruit is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld. Nu dit het uitgangspunt is, heeft dit gegeven verder geen invloed op de strafoplegging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 18 september 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter terechtzitting is gegeven.
Daaruit volgt – kort samengevat en zakelijk weergegeven – dat de verdachte een first offender is. Recentelijk is hij opnieuw aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen wegens een verdenking van betrokkenheid bij een nieuw strafbaar feit. Het algemene recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld en het dynamische risicoprofiel als laag. Er bestaan zorgen over de contacten van de verdachte. Hoewel de verdachte dit ontkent, wordt hij in verband gebracht met rivaliserende groepen en de zogenoemde
drill rap-scene. De verdachte bevindt zich in de beginfase van de puberteit en lijkt zich onvoldoende te realiseren dat (mogelijk onbedoelde) contacten met bepaalde jongeren ertoe leiden dat de politie hem in het vizier krijgt. Hij dient meer inzicht te krijgen in oorzaak en gevolg van zijn handelen en de keuzes die hij daarin maakt, en te leren situaties vooraf beter in te schatten. De voorlopige hechtenis van de verdachte is in februari 2024 geschorst onder voorwaarden. Inmiddels heeft de jeugdreclassering ambulante hulp ingezet, in de vorm van een jongeren-gezinscoach en een bokscoach. Waar de school aanvankelijk zorgen uitte over agressie bij de verdachte en hulpverlening noodzakelijk achtte, constateert de hulpverlening geen agressie, maar juist onmacht van de verdachte in een specifieke situatie. De verdachte verleent zijn medewerking aan de begeleiding. De Raad adviseert om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden, waaronder ondersteuning en begeleiding door de jeugdreclassering.
De deskundige van Jeugdbescherming west (hierna: de jeugdreclassering) heeft ter terechtzitting verklaard dat het in algemene zin goed gaat met de verdachte. De recente aanhouding in verband met een nieuw strafbaar feit wordt door de jeugdreclassering aangemerkt als een uitglijder. Juist dit onderstreept de noodzaak van aanvullende hulpverlening.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Verder houdt de rechtbank in voor de verdachte gunstige zin rekening met zijn jonge leeftijd en met het feit dat hij het tenlastegelegde heeft bekend en daarmee verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
Alles afwegende, acht de rechtbank de straf zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden. De rechtbank zal een jeugddetentie voor de duur van 42 dagen opleggen, met aftrek van de dagen die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (12 dagen), waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf zullen de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden. Dit voorwaardelijk strafdeel is erop gericht de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en beoogt daarnaast, via de opgelegde bijzondere voorwaarden, begeleiding te bieden bij zijn ontwikkeling naar volwassenheid.
Om recht te doen aan ernst van het bewezenverklaarde zal de rechtbank daarnaast een werkstraf voor de duur van 80 uren opleggen, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie als deze niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1, primair:
medeplegen van poging tot opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
ten aanzien van feit 2:
schuldheling;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
42 (TWEEËNVEERTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (door de rechtbank begroot op 12 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf,
30 (DERTIG) DAGEN,niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij Jeugdbescherming west te Zoetermeer op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
2. zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag, het Palmhuis of een soortgelijke instelling, waarbij de jeugdreclassering bepaalt of en hoe lang de behandeling nodig is;
3. gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding door een coach vanuit E25 of een soortgelijke instelling en daarnaast aan een behandeling vanuit E25 of een soortgelijke instelling, als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
4. gedurende de proeftijd onderwijs volgt of andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
80 (TACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
40 (VEERTIG) DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Koole, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.P. Pereira Horta, kinderrechter,
en mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 oktober 2025.