ECLI:NL:RBDHA:2025:18357

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
25-32251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig genomen beslissing over asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag op 1 oktober 2023 heeft ontvangen en dat hij uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beslissing moet nemen. De minister heeft deze termijn echter met negen maanden verlengd, wat aanleiding gaf tot de ingebrekestelling door eiser op 25 juni 2025. De rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling tijdig was, ongeacht de rechtmatigheid van de verlenging van de beslistermijn.

De rechtbank heeft besloten dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiser gelijk krijgt. Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 18 augustus 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.32251
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. K. Benchaïb),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiser gegrond?

3. De minister heeft de aanvraag op 1 oktober 2023 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De minister heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/33 met negen maanden verlengd. Eiser heeft de minister op 25 juni 2025 in gebreke gesteld. Dat is hoe dan ook tijdig geweest, ongeacht de vraag over de rechtmatigheid van WBV 2023/3.4 Eiser heeft meer dan twee weken na de
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.
4 Zie ECLI:EU:C:2025:326.
ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
4. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.5 In deze zaak is dit aan de orde.
5. Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij houdt zij rekening met het belang van zowel snelle als zorgvuldige besluitvorming.6 Dat de beslistermijn van 21 maanden waarbinnen de behandelingsprocedure dient te worden afgerond in dit geval is overschreden,7 is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat uit de beschikbare stukken niet blijkt dat eiser in deze zaak al is gehoord omtrent zijn asielmotieven.
6. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.

Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?

7. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.8 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat de minister binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
5 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
6 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
7 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU).
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra- dwangsom.aspx.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
S.J. Simorangkir, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 augustus 2025

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.