ECLI:NL:RBDHA:2025:18380

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
11796035 \ EJ VERZ 25-82574
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de arbeidsovereenkomst in het kader van ongewenst gedrag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [partij A] en Allflexo B.V. over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. [partij A] verzocht de kantonrechter om te verklaren dat zijn arbeidsovereenkomst met Allflexo niet rechtsgeldig was opgezegd en dat hij recht had op doorbetaling van zijn loon, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De zaak kwam voort uit een incident op 2 juni 2025, waarbij [partij A] ongewenst gedrag vertoonde jegens een stagiaire, wat leidde tot zijn ontslag op staande voet op 5 juni 2025. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat het was gegeven door een onbevoegd persoon en er geen dringende reden voor ontslag op staande voet aanwezig was. De kantonrechter wees de verzoeken van [partij A] toe, inclusief de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, maar kende geen billijke vergoeding toe, omdat het gedrag van [partij A] wel degelijk verwijtbaar was. De kantonrechter oordeelde verder dat Allflexo geen rechten kon ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding, omdat het ontslag onterecht was gegeven. De proceskosten werden toegewezen aan [partij A].

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Gouda
Zaaknummer / rekestnummer: 11796035 \ EJ VERZ 25-82574
Beschikking van 2 oktober 2025
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna te noemen: [partij A] ,
gemachtigde: mr. E.E.M. Kapel,
tegen

1.AV FLEXOLOGIC B.V.,

gevestigd te Alphen aan den Rijn,
verwerende partij,
2.
ALLFLEXO B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
verwerende partij,
tevens verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna te noemen: Flexologic en Allflexo en gezamenlijk Allflexo c.s.,
gemachtigde: mr. M.M. Collins.

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- een verzoekschrift van 15 juli 2025 met de producties 1 tot en met 8;
- een verweerschrift met een (voorwaardelijk) tegenverzoek met de producties 1 tot en met 7.
1.2.
Op 19 augustus 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Alle partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Mr. Kapel heeft pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd. De griffier heeft voor het overige aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Deze bevinden zich in het griffiedossier.
1.3.
Daarna is de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Flexologic en Allflexo zijn groothandelaren in machines voor de grafische industrie en maken beiden onderdeel uit van het concern Color Controle Group.
2.2.
[partij A] , geboren op [geboortedatum] 1959, is van mei 1980 tot en met december 1999 in dienst geweest bij Flexologic. Op 1 april 2013 is hij wederom in dienst getreden bij Flexologic in de functie van Sales Manager Consumables.
2.3.
Per 1 juli 2017 is [partij A] in de functie van Sales Manager overgestapt van Flexologic naar Allflexo. De arbeidsovereenkomst met Flexologic is per 1 juli 2017 met wederzijds goedvinden beëindigd.
2.4.
[partij A] verdiende laatstelijk bij Allflexo € 5.477,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. In artikel 14 van de arbeidsovereenkomst met Allflexo is een concurrentie- en relatiebeding opgenomen.
2.4.
Op 2 juni 2025 is [partij A] samen met een Amerikaanse stagiaire, [stagiaire] (hierna: [stagiaire] ), in zijn auto naar een beurs in [plaats] (Duitsland) gereisd.
2.5.
In de ochtend van 3 juni 2025 heeft [stagiaire] bij haar manager, [manager] (hierna: [manager] ), melding gemaakt van een incident dat tussen haar en [partij A] had plaatsgevonden in de avond van 2 juni 2025. In de schriftelijke, door [stagiaire] op 4 juni 2025 ondertekende, melding van het incident is het volgende opgenomen:
“ [stagiaire] and [partij A] left the restaurant around 22:00. It was about a 10 minute walk back to the hotel. [stagiaire] and [partij A] left, walked back, and just before the hotel in the parking lot, [partij A] grabbed [stagiaire] as if he were about to say something to her and instead tried to lean in for a kiss with no warning. [partij A] did this 3 times while [stagiaire] said “no” each time more pleading than the last. [partij A] grabbed [stagiaire] and tried to kiss her. After the third time he seemed to have accepted that [stagiaire] was not interested in kissing him. [stagiaire] leaned back while he was holding me and trying to kiss me. [stagiaire] just remembers trying to back away from him as far as I could, leaning back as far as I could.”
2.6.
[manager] heeft vervolgens diezelfde ochtend de algemeen manager van Allflexo, [algemeen manager] (hierna: [algemeen manager] ), over dit incident ingelicht, waarna [algemeen manager] [partij A] heeft laten weten dat hij per direct terug naar Nederland moest komen. [stagiaire] is op 3 juni 2025 met [algemeen manager] die inmiddels was gekomen teruggereden.
2.7.
Naar aanleiding van de melding van [stagiaire] heeft op 4 juni 2025 een gesprek plaatsgevonden tussen [partij A] , [algemeen manager] en de HR-manager van Allflexo, [HR-manager] (hierna: [HR-manager] ). Na dit gesprek is [partij A] op non-actief gesteld. In het door [algemeen manager] en [HR-manager] ondertekende gespreksverslag staat onder meer:
“In reactie op het voorlezen van het verslag/verklaring van [stagiaire] vertelde [partij A] het volgende:
“was helemaal niet de bedoeling”
Verder gaf [partij A] aan “Ben vrij handtastelijk”
(…)
“Terug gelopen toen heb ik haar even vastgepakt en zoentje op dr wang. Daarna nog eentje. Had ze nou gezegd, [partij A] ik hou niet van dat vastpakken. Dat moet ik dan waarschijnlijk niet doen. Sommige vinden dat niet erg. Ik heb dat niet gehoord (over dat ze ‘nee’ zij). Ze had eigenlijk moeten zeggen [partij A] hou op. Dan weet ik waar ik aan toe ben. Het was echt niet de intentie geweest om iets te proberen.”
“(…). Totaal geen intentie niks geweest.
Helemaal op het eind toen deinste ze terug. Bij de tweede omhelzing. Toen dacht ik wacht even, dit is niet goed. [partij A] kom op. Dit is niet de bedoeling. Toen dacht ik NIET doen, KLAAR.”
2.8.
Bij brief van 5 juni 2025 is [partij A] op staande voet ontslagen. In deze brief staat, voor zover van belang, het volgende:
“Gisteren 4 juni 2025, heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen jou, [HR-manager] en mij waarin de melding van [stagiaire] aan jou is voorgedragen en je jouw kant van het verhaal hebt kunnen doen. Er is een verslag van dat gesprek opgemaakt. (…). In ons gesprek heb je toegegeven dat jij [stagiaire] (i) hebt vastgepakt en/of (ii) dat jij haar meerdere keren hebt geprobeerd te zoenen. Daarnaast heb je (iii) toegeven dat jij [stagiaire] twee keer hebt geprobeerd te omhelzen en dat [stagiaire] terugdeinsde naar aanleiding van jouw ongewenste avances.
Elke vorm van ongewenst (seksueel) overschrijdend gedrag vinden wij onacceptabel. Gezien de ernst van de situatie die heeft plaatsgevonden, zien wij ons genoodzaakt om deze beslissing te nemen. Wij hechten veel waarde aan de veiligheid van ons personeel en elke vorm van ongewenst (seksueel) overschrijdend gedrag wordt niet getolereerd.
Bovengenoemde niet acceptabele gedragingen zijn zowel ieder voor zich als in willekeurige combinatie en/of onderlinge samenhang bezien reden om de arbeidsovereenkomst met jou met onmiddellijke ingang te beëindigen.
Wij hebben jouw persoonlijke omstandigheden meegewogen in deze beslissing maar dat heeft geen aanleiding gegeven om tot een ander besluit te komen.”
2.9.
Bij brief van 18 juni 2025 heeft de gemachtigde van [partij A] bezwaar gemaakt tegen het ontslag op staande voet. Op deze brief is op 27 juni 2025 door de gemachtigde van Allflexo gereageerd.
2.10.
Partijen zijn niet tot onderlinge overeenstemming gekomen.
2.11
[stagiaire] is kort na het incident teruggekeerd naar de Verenigde Staten omdat haar stage was geëindigd. Zij heeft op 22 juli 2025 een aanvullende schriftelijke verklaring afgelegd waarin zij onder meer heeft verklaard dat [partij A] heeft geprobeerd haar op de mond te zoenen.

3.Het verzoek, het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

3.1.
[partij A] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. te verklaren voor recht dat in de onderhavige kwestie uitsluitend sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [partij A] en Allflexo;
II. te verklaren voor recht dat het verleende ontslag op staande voet van 5 juni 2025 niet rechtsgeldig is, nu dit is gegeven door een daartoe onbevoegd persoon;
III. te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen [partij A] en Allflexo is blijven voortbestaan;
IV. Allflexo te veroordelen tot doorbetaling van het loon van € 5.470,00 vermeerderd met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten vanaf 5 juni 2025 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig wordt beëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, alsmede de wettelijke rente over de wettelijke verhoging;
V. Allflexo te veroordelen tot wedertewerkstelling van [partij A] in zijn functie binnen twee dagen na de datum van deze beschikking op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, voor elke dag na twee dagen na de beschikking tot de dag van algehele voldoening;
VI. Allflexo te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.043,48;
VII. Allflexo te veroordelen in de proceskosten.
Subsidiair, in het geval geoordeeld wordt dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd door een bevoegd persoon, verzoekt [partij A] de kantonrechter om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
VIII. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen [partij A] en Flexologic of de arbeidsovereenkomst tussen [partij A] en Allflexo op 5 juni 2025 in strijd met artikel 7:671 BW is opgezegd;
IX. aan [partij A] toe te kennen een billijke vergoeding van € 90,000,00 ten laste van zijn werkgever, Flexologic of Allflexo;
X. aan [partij A] toe te kennen een transitievergoeding van € 23.985,58 bruto ten laste van zijn werkgever, Flexologic of Allflexo;
XI. aan [partij A] ten laste van zijn werkgever, Flexologic of Allflexo, een bedrag toe te kennen van € 22.862,41 bruto wegens onregelmatige opzegging;
XII. de werkgever van [partij A] , Flexologic of Allflexo te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 2.593,61;
XIII. de werkgever van [partij A] , Flexologic of Allflexo, te veroordelen in het overleggen van een deugdelijke specificatie van de eindafrekening op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag voor elke dag na twee dagen na de beschikking tot de dag van algehele voldoening;
XIV. het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding geheel dan wel gedeeltelijk te vernietigen, dan wel te matigen in duur, geografisch bereik en/of reikwijdte;
XV. de werkgever van [partij A] , Flexologic of Allflexo, te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde vergoedingen vanaf de datum van het ontslag tot het moment dat deze volledig zijn voldaan, alsmede de wettelijke verhoging, vermeerderd met de wettelijke rente over de wettelijke verhoging;
XVI. de werkgever van [partij A] , Flexologic of Allflexo, te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de beschikking;
Meer subsidiair, in het geval geoordeeld wordt dat de arbeidsovereenkomst tussen [partij A] en Flexologic of de arbeidsovereenkomst tussen [partij A] en Allflexo rechtsgeldig is opgezegd, verzoekt [partij A] de kantonrechter om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
XVII. het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding geheel dan wel gedeeltelijk te vernietigen, dan wel te matigen in duur, geografisch bereik en/of reikwijdte;
XVIII. de werkgever van [partij A] , Flexologic of Allflexo, te veroordelen in het overleggen van een deugdelijke specificatie van de eindafrekening op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag voor elke dag na twee dagen na de beschikking tot de dag van algehele voldoening;
XIX. aan [partij A] toe te kennen een transitievergoeding van € 23.985,58 bruto;
XX. de werkgever van [partij A] , Flexologic of Allflexo, te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van €1.014,86.
3.2.
Aan zijn primaire verzoeken legt [partij A] het volgende ten grondslag. Het door [algemeen manager] in hoedanigheid van Managing Director van Flexologic aan [partij A] gegeven ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven, omdat hij niet bevoegd was om namens Allflexo de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst tussen [partij A] en Allflexo niet tot een einde is gekomen en dat [partij A] nog steeds in dienst is. Aan zijn subsidiaire verzoeken legt [partij A] ten grondslag dat niet aan alle wettelijke vereisten voor een ontslag op staande voet is voldaan. De door de werkgever gegeven situatieschets van het incident op 2 juni 2025 is onjuist en er is door de werkgever geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [partij A] . Tot slot is het ontslag op staande voet buitenproportioneel, omdat er geen sprake is van een dringende reden die zo ernstig is dat van een werkgever niet verwacht kan worden de arbeidsovereenkomst nog maar één dag te laten voortduren. Er hadden ook minder vergaande maatregelen genomen kunnen worden.
3.3.
Allflexo c.s. voeren gemotiveerd verweer en verzoeken de kantonrechter de verzoeken van [partij A] ongegrond te verklaren, althans [partij A] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel de verzoeken van [partij A] af te wijzen.
3.4.
In reactie op de verzoeken van [partij A] hebben Allflexo c.s. een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond, de g-grond of de i-grond.
3.5.
Op de verdere stellingen en weren van partijen wordt hierna bij de beoordeling, zij het in samengevatte vorm en slechts voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure, teruggekomen.

4.De beoordeling van het verzoek

Primaire verzoeken
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [partij A] vanaf 1 juli 2017 in dienst was bij Allflexo en dat op die datum de arbeidsovereenkomst met Flexologic is geëindigd, zodat dit in deze procedure vast staat. Bij toewijzing van zijn primaire verzoek onder I heeft [partij A] , naar het oordeel van de kantonrechter, dan ook geen belang, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
Bevoegd persoon
4.2.
[partij A] heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat het door Allflexo gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat het is gegeven door een niet daartoe bevoegd persoon.
4.3.
De kantonrechter volgt dit standpunt niet. Hoewel de brief waarin het ontslag op staande voet is gegeven is ondertekend door [algemeen manager] in zijn hoedanigheid van Managing Director van Flexologic, kan er, naar het oordeel van de kantonrechter, ook voor [partij A] geen misverstand over hebben bestaan dat het hier gaat om een kennelijke verschrijving. Zo is de brief verstuurd op briefpapier van Allflexo en is [algemeen manager] , zo blijkt uit het zelf door [partij A] als productie 2 bij de dagvaarding overgelegde uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, volledig gevolmachtigd om namens Allflexo te handelen. Het is ook [algemeen manager] geweest die namens Allflexo de arbeidsovereenkomst met [partij A] heeft getekend (zie productie 3 bij dagvaarding). Aan de stelling dat sprake is van een door een onbevoegd persoon gegeven ontslag op staande voet zal dan ook voorbij worden gegaan. Dit brengt met zich dat ook de overige primaire verzoeken van [partij A] zullen worden afgewezen.
Voorwaardelijk tegenverzoek
4.4.
Het voorwaardelijk tegenverzoek is door Allflexo c.s. ingediend voor het geval het primaire verzoek van [partij A] wordt toegewezen. Nu deze verzoeken worden afgewezen hoeft het verzoek van Allflexo c.s. om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, dan ook niet meer te worden behandeld.
Subsidiaire verzoeken
Niet-ontvankelijkheid
4.5.
Zoals reeds is overwogen in 4.1 staat vast dat tussen Flexologic en [partij A] per 1 juli 2017 geen arbeidsrelatie meer bestaat, zodat [partij A] in zijn subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken voor zover deze zijn gericht tegen Flexologic niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ontslag op staande voet
4.6.
Nu [partij A] , bij afwijzing van zijn primaire verzoeken, heeft berust in het ontslag op staande voet is de arbeidsovereenkomst tussen hem en Allflexo op 5 juni 2025 geëindigd.
4.7.
Het gaat in deze zaak nog wel om de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Als het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, komen vervolgens de verzoeken van [partij A] om Allflexo te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding aan de orde.
4.8.
[partij A] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Voor zover het verzoek betrekking heeft op de transitievergoeding, is het tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
4.9.
Een werkgever kan de arbeidsovereenkomst met een werknemer niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van die werknemer, tenzij sprake is van een opzegging op grond van artikel 7:677 lid 1 BW. In dit artikel staat dat ieder van de partijen bevoegd is om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Er is dan sprake van een ontslag op staande voet.
dringende reden
4.10.
[partij A] heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een dringende reden. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
4.11.
Allflexo heeft in de ontslagbrief van 5 juni 2025 aan het ontslag ten grondslag gelegd dat sprake is geweest van ongewenst (seksueel) overschrijdend gedrag van [partij A] door het vastpakken en het meerdere keren proberen te zoenen van [stagiaire] .
4.12.
[partij A] heeft niet betwist dat hij [stagiaire] een tweetal keer op de wang heeft gezoend en een arm om haar schouder heeft geslagen, maar hij heeft gesteld dat in deze gedraging geen kwade of seksuele intentie zat en dat deze gedraging niet zodanig ernstig is geweest dat het een dringende reden oplevert voor een ontslag op staande voet. [partij A] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog aangegeven het vervelend te vinden dat [stagiaire] zijn gedrag anders heeft ervaren dan dat zijn bedoeling daarmee was en dat zijn jovialiteit en ‘aanrakerigheid’ ten onrechte als grensoverschrijdend is aangemerkt. Verder verwijt [partij A] Allflexo dat zij tot het ontslag op staande voet is overgegaan nog voordat hij de mogelijkheid heeft gekregen om met [stagiaire] – die daartoe bereid was – in gesprek te treden om zijn bedoelingen toe te lichten en zijn excuses aan te bieden.
4.13.
Wat er op 2 juni 2025 tussen [stagiaire] en [partij A] precies is gebeurd, komt, gelet op de verschillende versies van hun beiden en het feit dat daarbij niemand anders aanwezig was, niet vast te staan. Wel is de kantonrechter van oordeel dat het gedrag van [partij A] hem kan worden verweten, ook indien wordt uitgegaan van zijn versie van het incident. Het onverwacht en zonder enige aanleiding zoenen van een collega kan in het algemeen niet als acceptabel gedrag worden beschouwd. Daar komt bij dat [partij A] die ten tijde van het incident 66 jaar oud was een goede positie had binnen Allflexo terwijl [stagiaire] stagiaire was en op dat moment 23 jaar oud. Alleen daardoor is al sprake van een zekere afhankelijkheidsrelatie. Daar komt verder bij dat zij in [plaats] in een hotel verbleven waar zij met de auto van [partij A] naartoe gereden waren. [stagiaire] was dus ver van huis en kon niet zomaar terug. Dat maakt dat er des te meer sprake was van een afhankelijkheidsrelatie. Daaraan doet niet af dat er, zoals [partij A] heeft aangevoerd, geen sprake was van een hiërarchische relatie. Verder is van belang dat [partij A] niet één keer maar tot drie keer toe geprobeerd heeft om [stagiaire] te zoenen. Dat gedrag is niet acceptabel en hij had beter moeten weten. Dat [partij A] , zoals hij zelf stelt, geen seksuele intenties had is daarbij niet relevant. Wat de reden voor het gedrag ook was, [partij A] had zich hiervan moeten onthouden.
4.14.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is wat de consequentie van dergelijk gedrag binnen een arbeidsrelatie moet zijn. Voor een ontslag op staande voet is immers niet alleen het aan [partij A] te maken verwijt van belang, maar moeten alle omstandigheden worden meegewogen.
4.15.
Allflexo heeft niet betwist dat [partij A] – op het moment van het ontslag op staande voet op een jaar na pensioengerechtigd – een langdurig probleemloos dienstverband had waarin nooit melding is gemaakt van vergelijkbaar gedrag als het onderhavige. Hoewel er wel sprake is geweest van een serieus incident is de kantonrechter van oordeel dat deze persoonlijke omstandigheden meewegend, gelet op de zeer ingrijpende gevolgen van een ontslag op staande voet, maken dat een ontslag op staande voet in dit geval een te zware sanctie is. Allflexo heeft ook niet, dan wel onvoldoende toegelicht waarom een minder vergaande sanctie naar aanleiding van dit gedrag in het licht van de persoonlijke omstandigheden van [partij A] niet tot de mogelijkheden behoorde. Onduidelijk is gebleven waarom niet volstaan kon worden met een formele waarschuwing. Evenmin is toegelicht waarom, voorafgaand aan de beslissing om [partij A] te ontslaan, niet is gekozen voor een gesprek met [stagiaire] , zoals [partij A] graag wilde en waar [stagiaire] ook niet afwijzend tegenover stond. Mede gezien de grote impact die een ontslag op staande voet voor [partij A] heeft was dat op zijn plaats geweest.
4.16.
Uit het voorgaande volgt dat het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven. Dat betekent dat Allflexo heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. De gevorderde verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen Allflexo en [partij A] op 5 juni 2025 in strijd met artikel 7:671 BW is opgezegd zal dan ook worden toegewezen.
Vergoedingen
4.17.
Nu het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven komt de kantonrechter toe aan de vraag of de werkgever veroordeeld moet worden tot betaling aan de werknemer van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.18.
De verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen. Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is Allflexo die vergoeding verschuldigd aan [partij A] , omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de opzegtermijn drie maanden bedraagt en dat slechts tegen het einde van een kalendermaand kan worden opgezegd. Aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal dan ook een bedrag van (€ 5.477,00 x 1,08 x 3,83 (3 maanden + 25/30e maand) =) € 22.655,06 bruto worden toegewezen. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de verzochte wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 5 juni 2025.
transitievergoeding
4.19.
[partij A] heeft ook verzocht om Allflexo te veroordelen een transitievergoeding te betalen van € 23.985,58 bruto. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Allflexo stelt dat [partij A] geen recht heeft op een transitievergoeding omdat hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, of de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, valt bij gebreke aan een dringende reden en de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden niet in te zien dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [partij A] . Dat betekent dat Allflexo de transitievergoeding verschuldigd is. Nu zij in de conclusie van antwoord heeft aangegeven zich te conformeren aan de berekening van de transitievergoeding van [partij A] zal zij worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 23.985,58 bruto. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 6 juli 2025.
billijke vergoeding
4.20.
Uit artikel 7:681 lid 1 onder a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Voor toekenning is ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist. Hieraan wordt reeds invulling gegeven als de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 heeft opgezegd (zie: Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van de werknemer om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen.
4.21.
Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval en de door de Hoge Raad in de New Hairstyle-beschikking genoemde gezichtspunten (30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187).
Bij de bepaling van de financiële gevolgen van het niet rechtsgeldig gegeven ontslag moet een vergelijking worden gemaakt van de inkomenspositie van de werknemer zonder ernstig verwijtbaar handelen dat tot opzegging leidde en de feitelijke situatie met verwijtbaar handelen, derhalve na opzegging (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 14 februari 2019, ECLI:NL:GHSE:2019:516; HR 17 juli 2019, ECLI:NL:HR:2020:1312, New Hairstyle II). Voorts speelt mee de lengte van het dienstverband alsook de vraag hoe lang de arbeidsovereenkomst zonder de opzegging redelijkerwijs zou hebben (voort)geduurd (HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:955, Wn/Blue Circle HRM).
4.22.
De kantonrechter gaat ervan uit dat [partij A] , als geen ontslag op staande voet had plaatsgevonden, gezien zijn langdurige dienstverband en het feit dat hij slechts een jaar van de pensioengerechtigde leeftijd was verwijderd, tot zijn pensioen bij Allflexo in dienst zou zijn gebleven. Dat de arbeidsovereenkomst vanwege het incident voortijdig op de e-grond zou zijn ontbonden acht de kantonrechter, gelet op het voorgaande, niet aannemelijk. Dat er sprake is van een zodanige verstoorde arbeidsrelatie dat [partij A] om die reden niet meer bij Allflexo had kunnen werken, is niet voldoende onderbouwd. [stagiaire] is kort na het ontslag teruggegaan naar de Verenigde Staten en niet gebleken is dat anderen dan de direct betrokkenen bij Allfexo bekend waren met het incident. Dat [partij A] het laatste jaar van zijn werkende bestaan niet meer bij Allfexo had kunnen blijven, is dan ook onvoldoende gebleken.
Bij het bepalen van de schade die [partij A] door het voortijdig einde van het dienstverband lijdt moet rekening worden gehouden met het feit dat hij, nu het ontslag op staande wordt vernietigd, in aanmerking komt voor een WW-uitkering. Deze moet naar het oordeel van de kantonrechter in mindering strekken op zijn schade. Ook is niet uitgesloten dat [partij A] , gezien zijn staat van dienst, nog in staat zal zijn om aanvullende inkomsten te verwerven, zeker nu hij niet wordt belemmerd door een concurrentie- of relatiebeding (zie onder 4.23 e.v.). Voorts is van belang dat hij heeft berust in het ontslag.
Bij het begroten van de schade wordt ook rekening gehouden met het feit dat aan [partij A] naast een transitievergoeding ook een vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt toegekend. De kantonrechter is bovendien van oordeel dat rekening moet worden gehouden met het eigen aandeel van [partij A] in de ontstane situatie. Het handelen van [partij A] is weliswaar onvoldoende voor het aannemen van een dringende reden voor ontslag op staande voet, maar is zoals is overwogen in 4.13, wel degelijk verwijtbaar. Daarbij betrekt de kantonrechter ook dat [partij A] zijn handelen in het gesprek van 4 juni 2025 lijkt te bagatelliseren en ook ter zitting weinig zelfreflectie heeft getoond. Deze feiten en omstandigheden brengen naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat de gevolgen van het ontslag met de toekenning van de vergoedingen voldoende zijn gecompenseerd. De billijke vergoeding zal daarom worden begroot op nihil.
Concurrentie- en relatiebeding
4.23.
[partij A] heeft tot slot verzocht het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding te vernietigen, dan wel te matigen in duur geografisch bereik en/of reikwijdte, omdat dit beding hem ernstig in zijn arbeidskeuzevrijheid beperkt.
4.24.
Allflexo heeft verweer gevoerd tegen vernietiging van het concurrentiebeding, omdat zij gerechtvaardigde belangen heeft bij handhaving daarvan. Ten aanzien van het handhaving van het relatiebeding heeft Allflexo ter zitting nog aangegeven dat dit voor haar niet belangrijk is.
4.25.
Op grond van artikel 7:653 lid 4 BW kan de werkgever aan een concurrentie- en relatiebeding geen rechten ontlenen, indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Zoals hiervoor is overwogen, is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig gegeven en brengt dit mee dat Allflexo ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Daaruit volgt ook dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst, door het ongeldige ontslag op staande voet, het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Allflexo. Allflexo kan daarom aan het concurrentie- en relatiebeding geen rechten meer ontlenen. Gelet hierop heeft [partij A] dan ook geen belang (meer) bij de gevorderde vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding. Dit verzoek zal worden afgewezen.
Specificatie eindafrekening
4.26.
Op Allflexo rust de verplichting om een deugdelijke eindafrekening te verstrekken, zodat het verzoek daartoe zal worden toegewezen. De termijn waarbinnen deze eindafrekening verstrekt moet zijn zal de kantonrechter bepalen op vier weken na de datum van deze beschikking. De verzochte dwangsom zal worden afgewezen, omdat de kantonrechter er vertrouwen in heeft dat Allflexo haar verplichting zal nakomen, mede gelet op hetgeen Allflexo daarover heeft opgemerkt in haar conclusie van antwoord.
Wettelijke verhoging
4.27.
Voor toewijzing van de wettelijke verhoging over de toegewezen vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de toegewezen transitievergoeding bestaat op grond van artikel 7:625 BW geen wettelijke grondslag. Dit verzoek zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.28.
[partij A] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft ter zake daarvan een bedrag gevorderd. Het is de kantonrechter echter niet gebleken dat de gestelde verrichtingen meer hebben omvat dan een enkele (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een niet aanvaard schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De daarop betrekking hebbende kosten moeten, nu een procedure is gevolgd, worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De kantonrechter zal deze vordering dan ook afwijzen.
Meer subsidiaire verzoeken
4.29.
Aan de beoordeling van de meer subsidiaire verzoeken van [partij A] komt de kantonrechter, gelet op het bovenstaande, niet meer toe.
Proceskosten
4.30.
Allflexo zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [partij A] . De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- griffierecht € 257,00
- salaris gemachtigde € 1.086,00
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening
zoals vermeld in de beslissing)
----------------------
Totaal € 1.478,00
4.31.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart [partij A] niet-ontvankelijk in zijn verzoeken ten aanzien van Flexologic;
5.2.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen [partij A] en Allflexo op 5 juni 2025 in strijd met artikel 7:671 BW is opgezegd;
5.3.
kent aan [partij A] ten laste van Allflexo een transitievergoeding toe ter hoogte van € 23.985,58 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2025 tot aan de dag van der algehele voldoening;
5.4.
kent aan [partij A] ten laste van Allflexo een vergoeding toe wegens onregelmatige opzegging van € 22.655,06 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2025 tot de dag der algehele voldoening;
5.5.
veroordeelt Allflexo in het overleggen van een deugdelijke specificatie van de eindafrekening binnen vier weken na de datum van deze beschikking;
5.6.
veroordeelt Allflexo in de proceskosten van € 1.478,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Allflexo niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, dan moet Allflexo ook de kosten van betekening betalen;
5.7.
veroordeelt Allflexo tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.8.
verklaart deze beschikking voor de onderdelen 5.3 tot en met 5.7 uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. Jongsma en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2025.