ECLI:NL:RBDHA:2025:18441
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak wegens verantwoordelijkheid Frankrijk
In de zaak tussen de verzoeker en de Minister van Asiel en Migratie heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2025 uitspraak gedaan. De verzoeker had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de Minister niet in behandeling genomen op basis van de stelling dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
In de overwegingen van de uitspraak werd opgemerkt dat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL25.44585) die betrekking had op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, de voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, de griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.