ECLI:NL:RBDHA:2025:18442

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.19724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag wegens gebrek aan nieuwe relevante elementen

Op 3 januari 2024 heeft eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft, een opvolgende asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie op 23 april 2025 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend die op 2 maart 2023 als ongegrond is afgewezen. In zijn opvolgende aanvraag stelt eiser dat hij wordt gezocht door de Algerijnse autoriteiten vanwege zijn eerdere dienst bij de gendarmerie en dat hij bedreigd wordt met arrestatie en gevangenisstraf bij terugkeer naar Algerije. Hij verwijst naar een oproepbrief van 6 november 2023 en documenten van VluchtelingenWerk die zijn standpunt moeten onderbouwen.

De rechtbank heeft op 25 september 2025 de zaak behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank oordeelt dat de nieuwe elementen die eiser aan zijn aanvraag heeft toegevoegd niet relevant zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn vrees voor vervolging niet aannemelijk heeft gemaakt en dat de informatie die hij heeft verstrekt niet voldoende is om zijn aanvraag te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was om eiser te horen op zijn opvolgende aanvraag.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Deze uitspraak is gedaan op 6 oktober 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19724

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. R. Bom),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Eiser heeft op 3 januari 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 april 2025 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1983. Eiser heeft op 4 februari 2022 een eerste asielaanvraag ingediend. Deze asielaanvraag is bij besluit van 2 maart 2023 afgewezen als ongegrond. Het daartegen gerichte beroep van eiser is bij uitspraak van 13 juli 2023 ongegrond verklaard, waarmee dit besluit in rechte is vast komen te staan. [1]
2. Op 3 januari 2024 heeft eiser de huidige asielaanvraag ingediend. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij een opvolgende aanvraag wil indienen op grond van dezelfde vrees als bij zijn eerdere aanvraag, namelijk dat hij wordt gezocht in Algerije omdat hij de gendarmerie onrechtmatig heeft verlaten. Ter onderbouwing van de huidige aanvraag stelt eiser dat hij van zijn vader heeft vernomen dat eind november 2023 strijdkrachten van de gendarmerie langs zijn geweest en naar eiser hebben gevraagd. Eiser verwijst daarbij naar de militaire documenten die hij bij de eerste aanvraag heeft overgelegd. Eiser wordt bedreigd met een arrestatie en gevangenisstraf bij terugkeer naar Algerije.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als niet-ontvankelijk op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw [2] omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn voor de boordeling van zijn opvolgende asielaanvraag.
4. Daartegen voert eiser aan dat hij wordt opgeroepen zich te melden als een reserve militair. Hij verwijst daarbij naar een oproepbrief van 6 november 2023. Daarin staat tevens dat indien eiser hier geen gehoor aan geeft, hij als overtreder wordt onderworpen aan strenge strafmaatregelen. Eiser stelt dat gelet op het feit dat hij werkzaam is bij de gendarmerie, de consequenties voor het niet verschijnen voor hem vele malen zwaarder zijn dan bij het niet verschijnen voor een gewone dienstplicht. De oproepbrief bewijst daarom wel degelijk dat eiser wordt gezocht door de gendarmerie. Eiser stelt ook dat de oproepbrief in samenhang met het feit dat zijn vader tot drie keer toe is bezocht door de autoriteiten, aantonen dat er bij de autoriteiten interesse is in eiser en niet uitgesloten is dat hij bij terugkeer een bovenmatig negatieve bestraffing zal krijgen gelet op zijn functie bij de gendarmerie. Verder is eiser van mening dat hij niet behoort tot dienstweigeraars of reservisten, en dat hij daardoor niet valt onder het decreet uit 2014. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser twee rapporten van VluchtelingenWerk van 17 maart 2025 en 5 september 2025 overgelegd over de militaire dienstplicht en reservisten in Algerije. Tot slot stelt eiser dat Algerije niet meer als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Gelet op het voorgaande had eiser wel degelijk in persoon moeten worden gehoord.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw kan verweerder de opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaren wanneer door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag aan de aanvraag zijn gelegd of wanneer geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Uit het arrest L.H. tegen Nederland [3] volgt dat de beoordeling of sprake is van nieuwe elementen of bevindingen plaatsvindt in twee fases. In de eerste fase wordt onderzocht of er nieuwe elementen of bevindingen zijn of door de vreemdeling zijn voorgelegd in verband met de behandeling van de vraag of hij in aanmerking kan komen voor internationale bescherming. In de tweede fase wordt onderzocht of de nieuwe elementen en bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming.
6. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de nieuwe elementen en bevindingen die eiser aan zijn opvolgende aanvraag ten grondslag heeft gelegd niet relevant kunnen zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. In rechte staat immers vast dat eiser zijn vrees voor vervolging door de Algerijnse autoriteiten niet aannemelijk heeft gemaakt. Bovendien is in die uitspraak ook onderstreept dat uit het thematisch ambtsbericht over de dienstplicht in Algerije van de minister van Buitenlandse Zaken van 11 november 2020 blijkt dat in 2014 een decreet is uitgevaardigd dat deserteurs die in 1984 of eerder zijn geboren worden gevrijwaard. Eiser is geboren in 1983 en valt dus onder deze groep. De verklaringen die eiser in het kader van zijn opvolgende asielaanvraag heeft afgelegd en de stukken die hij heeft overgelegd maken niet dat eisers asielrelaas in een ander daglicht komt te staan, maar borduren daar op voort. Ten aanzien van de oproepbrief heeft verweerder zich ter zitting niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het een kopie betreft die niet op echtheid kan worden onderzocht. Ten aanzien van eisers verklaringen dat zijn vader drie keer is bezocht door de autoriteiten heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat deze informatie niet is onderbouwd met objectieve en verifieerbare bronnen. Eiser heeft met de verwijzing naar de rapporten van VluchtelingenWerk Nederland ook niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk heeft te vrezen voor vervolging. Deze documenten bevatten algemene informatie over de dienstplicht in Algerije, maar eiser heeft niet toegelicht hoe dit op hem persoonlijk van toepassing is. In de huidige zaak heeft verweerder overigens niet gesteld dat Algerije moet worden gezien als veilig land van herkomst.
7. Gelet op het vorengaande, in samenhang bezien, heeft verweerder terecht overwogen dat wat eiser in de onderhavige asielprocedure heeft aangevoerd geen relevante nieuwe elementen of bevindingen zijn die relevant zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser dan ook niet-ontvankelijk kunnen verklaren op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Verweerder heeft gelet hierop ook niet ten onrechte overwogen dat er geen aanleiding was om eiser te horen op zijn opvolgende aanvraag.
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 oktober 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.