ECLI:NL:RBDHA:2025:18543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.5783
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 6 oktober 2025, wordt het verzoek van verzoekster om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in haar proceskosten beoordeeld. Verzoekster had een aanvraag voor een visum ingediend, die was afgewezen. Na het indienen van bezwaar en beroep, trok verzoekster haar beroep in op 30 juni 2025, nadat de minister alsnog een verblijfsvergunning had verleend. Bij de intrekking van het beroep verzocht verzoekster om een proceskostenvergoeding. De minister bood aan om de proceskosten tot een bedrag van €453,50 te vergoeden. De rechtbank oordeelt dat dit aanbod onvoorwaardelijk is en dat verzoekster daarmee volledig schadeloos is gesteld. Hierdoor heeft verzoekster geen belang meer bij een uitspraak op haar verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank verklaart het verzoek om proceskostenveroordeling niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5783

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], v-nummer: [nummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de minister van Buitenlandse Zaken (de minister).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het door verzoekster ingediende verzoek om de minister te veroordelen in haar proceskosten. Verzoekster heeft een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een visum. Deze aanvraag is afgewezen. Vervolgens heeft verzoekster bezwaar ingediend en op 6 februari 2025 beroep ingesteld, omdat volgens haar niet tijdig op haar bezwaar is beslist.
1.1.
Verzoekster heeft haar beroep op 30 juni 2025 ingetrokken, omdat de minister van Asiel en Migratie op 29 juni 2025 alsnog een besluit heeft genomen waarbij aan verzoekster een verblijfsvergunning regulier verleend voor verblijf bij een Nederlands kind. [1] Bij de intrekking van haar beroep heeft verzoekster verzocht om de minister te veroordelen in haar proceskosten.
1.2.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister van Asiel en Migratie heeft verzoekster daarop het aanbod gedaan om haar proceskosten tot een bedrag van €453,50 te vergoeden.
1.3.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om een proceskostenveroordeling. [2]
Beoordeling door de rechtbank
2. Als een onvoorwaardelijk aanbod wordt gedaan om de proceskosten te vergoeden en de rechtbank van oordeel is dat de vreemdeling daarmee volledig schadeloos wordt gesteld en geen ander belang heeft, dan betekent dit – ter voorkoming van nodeloos doorprocederen – dat het belang bij een verzoek om proceskostenvergoeding is vervallen. [3]
3. De minister van Asiel en Migratie heeft in zijn brief van 15 juli 2025 aangeboden om de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 453,50 te vergoeden. Dat bedrag stemt overeen met het bedrag tot betaling waarvan deze rechtbank en zittingsplaats de minister bij een gegrond beroep tegen het niet-tijdig beslissen op een aanvraag veroordeelt. [4] De rechtbank oordeelt dan ook dat verzoekster met het aanbod van de minister van Asiel en Migratie volledig schadeloos wordt gesteld, zodat verzoekster geen belang meer heeft bij een uitspraak op haar verzoek om een proceskostenvergoeding. De enkele stelling van verzoekster dat de minister van Asiel en Migratie zonder het bestaan van een rechterlijke uitspraak langzaam en vaak niet overgaat tot het feitelijk betalen van de proceskosten, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Het aanbod van de minister van Asiel en Migratie is onvoorwaardelijk gedaan en uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat de vreemdeling de minister van Asiel en Migratie aan het aanbod om de proceskosten te vergoeden kan houden. [5] Om deze reden verklaart de rechtbank het verzoek om een proceskostenveroordeling niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek om een proceskostenveroordeling niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 21, eerste lid van het VWEU en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354 (Chavez-Vilchez).
2.De rechtbank doet dat met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a van de Awb.
3.Vergelijk ABRvS 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1319, r.o. 3.
4.Zie bijvoorbeeld Rb. Den Haag (zp Arnhem) 11 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:4421, r.o. 7.1.
5.ABRvS 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1319, r.o. 3.