ECLI:NL:RBDHA:2025:18543
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 6 oktober 2025, wordt het verzoek van verzoekster om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in haar proceskosten beoordeeld. Verzoekster had een aanvraag voor een visum ingediend, die was afgewezen. Na het indienen van bezwaar en beroep, trok verzoekster haar beroep in op 30 juni 2025, nadat de minister alsnog een verblijfsvergunning had verleend. Bij de intrekking van het beroep verzocht verzoekster om een proceskostenvergoeding. De minister bood aan om de proceskosten tot een bedrag van €453,50 te vergoeden. De rechtbank oordeelt dat dit aanbod onvoorwaardelijk is en dat verzoekster daarmee volledig schadeloos is gesteld. Hierdoor heeft verzoekster geen belang meer bij een uitspraak op haar verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank verklaart het verzoek om proceskostenveroordeling niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.