10. Uit de memorie van toelichting bij artikel 11 van de Pw blijkt dat de vraag of iemand in Nederland woonachtig is, moet worden beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden van het geval. Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 11, eerste lid, van de Pw is voor het antwoord op de vraag waar iemand woont bepalend de plaats waar hij werkelijk woont met zijn gezin en waar het centrum van zijn maatschappelijk leven zich bevindt.
10. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Pw – voor zover hier van belang – dient de belanghebbende aan verweerder op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
10. Ingevolge artikel 54, derde lid, van de Pw trekt verweerder een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
10. Ingevolge artikel 58, eerste lid, van de Pw vordert verweerder de kosten van de bijstand terug voor zover de aanvulling ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Pw. Ingevolge het achtste lid kan het college, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
10. Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt verder dat een besluit tot intrekking van bijstand een voor de betrokkene belastend besluit is, waarbij het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat gedurende de te beoordelen periode aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op verweerder rust.