ECLI:NL:RBDHA:2025:18553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
24/42
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van bijstandsrecht op grond van de Participatiewet na weigering huisbezoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2025, wordt de beëindiging van het recht op bijstand van eiser per 11 oktober 2023 beoordeeld. Eiser had bijstand ontvangen sinds 11 mei 2021, maar het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn trok de bijstand in na een anonieme melding over zijn woonsituatie. De melding suggereerde dat eiser samenwoonde met zijn vriendin en drie kinderen, terwijl hij geregistreerd stond als alleenstaande. Verweerder voerde een onderzoek uit, waarbij onder andere het hoge waterverbruik op het uitkeringsadres en verklaringen van buren werden betrokken. Eiser weigerde een onaangekondigd huisbezoek, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstandsrecht. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende redenen had om te twijfelen aan de juistheid van de opgegeven woonsituatie en dat de weigering van het huisbezoek een schending van de medewerkingsplicht inhield. Eiser's beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/42

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigde: mr. N.T. Bui).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beëindiging per 11 oktober 2023 van het recht op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) van eiser.
Met het primaire besluit van 12 oktober 2023 heeft verweerder het recht op bijstand van eiser ingetrokken per 11 oktober 2023.
Met het bestreden besluit van 21 december 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
3.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het bestreden besluit

4. Eiser ontving bijstand, laatstelijk sinds 11 mei 2021, naar de alleenstaandennorm. Verweerder heeft een anonieme melding ontvangen die op 12 september 2023 intern is doorgestuurd. De melder stelde dat eiser al jaren samenwoont op zijn adres (hierna: het uitkeringsadres) met zijn vriendin [naam vriendin] (hierna: [naam vriendin] ) eo en drie kinderen. Verweerder heeft een onderzoek ingesteld. Gelet op verklaringen van buren en vanwege het hoge waterverbruik op het uitkeringsadres heeft verweerder aanleiding gezien om te twijfelen aan de woonsituatie van eiser. Het waterverbruik was hoger dan het gemiddelde verbruik voor een alleenstaande: in de periode 14 juni 2022 tot en met 14 juni 2023 122m² (per jaar). Dat is vergelijkbaar met een driepersoonshuishouden, terwijl eiser geregistreerd stond als een éénpersoonshuishouden. De omwonenden van het uitkeringsadres hebben verklaard dat eiser daar samenwoont met [naam vriendin] en drie kinderen. In de periode van 21 september 2023 tot en met 10 oktober 2023 heeft verweerder waarnemingen laten verrichten door het Team Controle en Handhaving en is [naam vriendin] waargenomen terwijl zij uit de woning op het uitkeringsadres kwam om de kinderen weg te brengen naar school. Een enkele keer bracht eiser de kinderen weg. Daarnaast is er buurtonderzoek gedaan bij het adres van [naam vriendin] en hebben de omwonenden daar verklaard dat zij daar niet woont. Bovendien was het waterverbruik op het adres van [naam vriendin] gering.
4.1.
Verweerder heeft op 11 oktober 2023 een onaangekondigd huisbezoek willen afleggen. Dit huisbezoek heeft eiser geweigerd nadat verweerder de reden van het huisbezoek had toegelicht. Hierbij heeft eiser aangegeven dat zijn woonsituatie privé is. Verweerder heeft aan eiser een hersteltermijn geboden. Eveneens heeft verweerder medegedeeld wat de consequentie zou zijn van weigering van het huisbezoek. ’s Middags heeft eiser telefonisch contact opgenomen met verweerder en aangegeven de mogelijkheid te geven om alsnog een huisbezoek af te leggen. Daar heeft verweerder geen gebruik van gemaakt. Verweerder heeft naar aanleiding van de weigering van het huisbezoek het primaire besluit genomen. In het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de externe adviescommissie overgenomen en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft de motivering aangevuld en verbeterd door in het besluit op te nemen dat eiser zonder gegronde reden het huisbezoek heeft geweigerd. Hieruit volgt dat eiser de medewerkingsplicht heeft geschonden. In verband daarmee is het recht op bijstand ingetrokken.
Beoordeling door de rechtbank
4.2.
De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Wat vindt eiser?
5. Eiser vindt dat verweerder onvoldoende redelijke grond had voor het huisbezoek. Er is namelijk niet voldaan aan de eisen van subsidiariteit. Een gesprek voeren met eiser zou minder ingrijpend zijn geweest. Bovendien had dit ook aan de deur gekund met eventueel een aansluitend huisbezoek. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom dit niet zou hebben gekund. Tijdens de hoorzitting is gesteld dat dit te lang zou duren, maar eiser betwist dit. Het had in vijf minuten gekund. Dat dit niet het beleid is of niet in een werkinstructie is vastgelegd bij verweerder verandert eisers standpunt niet. Uit de rechtspraak volgt dat dit een voorwaarde is voor het huisbezoek, en daarnaast lijkt het eiser weinig aannemelijk dat er nooit dergelijke gesprekken plaatsvinden aan de deur.
Wat oordeelt de rechtbank?
6. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Pw is – voor zover hier van belang – de belanghebbende verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet. Als de medewerkingsverplichting in onvoldoende mate wordt nagekomen en als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of de belanghebbende in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Pw, kan de bijstand worden beëindigd of ingetrokken.
7. Beëindiging van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden daarvoor is voldaan in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen.
8. Volgens vaste rechtspraak kunnen aan het niet of niet langer meewerken aan een huisbezoek pas gevolgen worden verbonden in de vorm van het beëindigen of intrekken van de bijstand, indien voor dat huisbezoek een redelijke grond bestaat. [1]
8.1.
Een redelijke grond voor een huisbezoek bestaat als voorafgaand aan – dat wil zeggen: voor of uiterlijk bij aanvang van – het huisbezoek duidelijk is dát en op grond van welke concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door betrokkene verstrekte gegevens, voor zover deze van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand en de bijstandverlenende instantie deze gegevens niet op een andere effectieve en voor betrokkene minder belastende wijze kan verifiëren. [2]
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende aanknopingspunten had om redelijkerwijs aan de juistheid van de opgegeven woonsituatie van eiser te twijfelen. De (anonieme) melding, de waarnemingen van de toezichthouders waarbij [naam vriendin] en de kinderen regelmatig zijn waargenomen op het uitkeringsadres en het hoge waterverbruik gaven daartoe voldoende aanleiding. Daar komt bij dat uit (geanonimiseerde) verklaringen van omwonenden van het adres van [naam vriendin] blijkt dat zij daar niet woont. Daarbij was het waterverbruik op dat adres minimaal.
10. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder niet heeft voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel door een onaangekondigd huisbezoek af te leggen. De inzet van dit controlemiddel is om de opgegeven woonsituatie te controleren. Door dit te doen na een gesprek op kantoor, zoals door eiser bepleit, bestaat de mogelijkheid dat er een wijziging wordt aangebracht in de woonsituatie, waardoor dit controlemiddel veel minder effectief zou zijn. Daarnaast zou eiser hetgeen hij had willen melden ten aanzien van zijn woonsituatie ook kunnen vertellen aan de rapporteurs die het huisbezoek aflegden. Afgezien daarvan geldt het voeren van een gesprek aan de deur niet als voorwaarde voor het mogen controleren van de woonsituatie in het kader van het huisbezoek. Dit blijkt ook niet uit de uitspraak van deze rechtbank waarnaar eiser heeft verwezen, omdat die uitspraak ziet op een andere situatie. [3] Het ging in die zaak namelijk om een controle van de woonsituatie in het kader van een aanvraag om bijstand, terwijl er onvoldoende concrete feiten en omstandigheden waren om op voorhand aan de opgegeven situatie te twijfelen.
11. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verweerder op juiste gronden de uitkering van eiser heeft beëindigd per 11 oktober 2023. Wat eiser hiertegen in beroep aanvoert slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
mr.E.P.A. Stok, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2025.
griffier
rechter
de rechter is verhinderd om dezeuitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 12 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3245.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2348.
3.Uitspraak van de rechtbank Dan Haag van 16 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2094.